Rond het jaar duizend zakten woeste, bebaarde krijgers uit het ongure noorden naar onze contreien af om te plunderen, stelen en doden. Deze Vikingen leken god noch gebod te kennen en werden slechts moeizaam geweerd. Duizend jaar later is niet alleen de mythe van de barbaarse viking bijgesteld, maar veroveren ook zijn nazaten opnieuw de wereld.
Ijsland, en in mindere mate Noorwegen, Zweden en Denemarken, gelden in bepaalde milieus als landen waaruit veel, zoniet alle heil wordt verwacht. Maar in tegenstelling tot de woeste uithalen en het luide geschreeuw van hun avontuurlijke voorouders, zweren deze nieuwe veroveraars — een enkele metalband niet te na gesproken — veeleer bij zachte liederen en gefluisterde electro. Het Deense Efterklang was in 2005 eigenlijk niet meer dan de zoveelste Scandinavische groep die in het kielzog van de groten naam wist te maken.
Snelheid kan de groep bezwaarlijk verweten worden; hoewel kort na de release van het debuutalbum Tripper de twee jaar oude e.p. Springer verscheen, liet diens opvolger drie jaar op zich wachten. Under Giant Trees is echter niet meer dan een resem nummers die de groep twee jaar geleden al speelde tijdens de concertreeks die volgde op hun debuut.
De tracks op Under Giant Trees hebben evenwel duidelijk de tijd gehad om te rijpen. Van bij het openingsnummer "Falling Horses" wordt het zacht kabbelende karakter van het debuut (geschreven in de studio) gekoppeld aan de vitaliteit die de concertuitvoeringen kenmerkte. Blazers, fluisterstemmen en krakende kettingen vloeien door elkaar, en gaan een strijd aan met strijkers en gotische drumpartijen. Het "élan vital" wasemt uit alle poriën, en maakt meteen de intenties duidelijk.
"Himmelbergjet" (Hemelberg) waagt zich aan de schijnbare slordigheid die steevast gepaard gaat met een live-uitvoering. De song zelf mag dan wat minder chaotisch overkomen, de groep tapt wel uit een duisterder vaatje dan we van hen gewoon zijn. De kleine berg (147 meter) krijgt in het nummer een beetje van de grandeur en het mysterie terug die hem in de kindertijd omsluierden. Van alle franjes ontdaan, grijpt "Hands Playing Butterfly" terug naar de geluidsexperimenten van het debuut: het laat vreemde sferen primeren op herkenbare melodieën: de eenzame piano en enkele strijkers zeggen woordeloos wat er gezegd moet worden.
In schril contrast daarmee staat "Towards The Bare Hill", een strompelende pastiche op het universele dronkenmanslied. Meerstemmig gezang, blazers en een waggelende percussie, meer heeft het nummer niet nodig. De meest vreemde song van dit bonte allegaartje is ongetwijfeld "Jojo", dat zijn fascinatie voor allerlei snaarinstrumenten (harpen, strijkers en koras) niet wegmoffelt. De drums zijn (bedoeld) rommelig; naar het einde toe nemen de blazers eindelijk het heft terug in handen.
Met Under The Giant Trees laat Efterklang na twee jaar stilte eindelijk nog eens iets van zich horen. Volgens de groep bevat deze e.p. songs die tijdens de vorige tour zowel door hen als door de fans als de beste nummers (hun oude live-versies althans) werden bevonden; helemaal ongelijk hebben ze niet. De groep geeft aan de kabbelende elektronica van weleer een injectie vol levenslust. De e.p.-titel verwijst naar hoe songs net als bomen steeds groter worden, en hoe ze, eens ze geplant zijn, een eigen leven leiden. Maar evengoed kan het album als een — verdoken — ode aan de levensboom Yggdrasil gelezen worden. De eerste Vikingen zijn na lang wachten teruggekeerd.