2006 is op weg een rampjaar te worden voor muziekfans. Het aantal instant classics dat de voorbije zes maanden verscheen, is nog steeds op één hand te tellen, maar de stroom van zonder meer straffe platen is moeilijker bij te houden dan de infantiele uitlatingen van senator Dedecker. Ook Brusseleir Luc Crabbe doet zijn duit in het zakje.
De hele jaren negentig dreigde Crabbes band Betty Goes Green door te breken. Dat gebeurde nooit echt, maar toen het onvermijdelijke einde van de band zich aan de vooravond van deze eeuw aankondigde, was hij wel een vertrouwd deel van het Belgische muziekhuishouden geworden (aan beide kanten van de taalgrens, zowaar). De band werd ingeruild voor het trio Telstar dat na vier jaar en twee albums ook ontbonden werd. Tijd voor een soloalbum dus. Sommige van de songs die op Ghost In A Dream belandden, lagen al enkele jaren in de kast met de bedoeling ze ooit op te nemen als puur soloproject, maar de man had al snel door dat het beter zou gaan met een band, en volk uit verschillende (ex-)bands werd dan ook ingeschakeld.
Zij die Crabbe onlangs aan het werk zagen, hebben het misschien al verteld: veel is er eigenlijk niet veranderd. Zijn op het eerste gehoor onopmerkelijke songschrijverij getuigt wel degelijk van talent en kennis van enkele decennia popmuziek: gespierde rock, ingetogen ballads of een soundtrack bij opwaaiende zomerjurken, Crabbe beheerst het allemaal. Ook al is Ghost In A Dream in de eerste plaats een singer-songwriteralbum, het blijft heen en weer schipperen tussen facetten die eerder al aan bod kwamen. Misschien hoorde u al het springerige stuk retrorock "Thin Ice" op StuBru of het Franstalige "L’éléphant Rose" op Radio 1?
Dat laatste nummer lijkt in muzikaal opzicht sterk op wat Steve Wynn het voorbije decennium op plaat zette: verleidelijke, tussen pop en rock dansende gitaarparels. (Het is geen verrassing dat Crabbe met zijn vrouw Nathalie Duyver een bijdrage leverde aan een tribuut dat twee jaar geleden verscheen). Dat wordt nog duidelijker tijdens het onweerstaanbare titelnummer dat meegaat op onze zomerse autoritten: akoestische en elektrische gitaren zitten elkaar wat op te vrijen, frisse melodieën verdringen zich op de voorgrond en er blijft net genoeg crunch over om te spreken van een van de beste pop/rocksongs die een Belg dit jaar zal uitbrengen. Dat geldt evenzeer voor het gezapig rockende "Every Single Day", dat pas in de refreinen volledig open durft te barsten.
Ondanks de overtuigende rocksongs blijft dit natuurlijk wel een traditioneel liedjesalbum, al bewijst Crabbe ook daar dat hij het talentenjachtniveau moeiteloos overstijgt: met het middernachtelijke "The Damage Done" vleit hij zich tussen Wynn en Tom Petty, terwijl het statige "The Dreadman" met z’n kopstemuithalen zich ontpopt tot een van de beste nummers op het album. Crabbes liefde voor seventies rock komt dan weer tot uiting in songs als "Golden Boy" en "Charlesman", die herinneringen aan David Bowies akoestisch georiënteerde meeslependheid oproepen.
Ghost In A Dream biedt geen grote verrassingen van een genie dat zich constant opnieuw aan het heruitvinden is, en tekstueel wil het nu en dan eens stram lopen (met stereotiepe flarden als "The way you move my soul, you make me lose control" in het wat vlakke "A Perfect Night For A Moondance"), maar aandachtige beluisteringen geven prijs dat het hier gaat om het werk van een klassebak, die na een kleine twintig jaar en negen albums de stiel volledig beheerst, en er met z’n eerste soloplaat in geslaagd is een carrièrehoogtepunt uit te brengen. Take that, Jean-Marie!