
Dertig jaar nadat punk, na een tijdje onderhuids te hebben
gesluimerd, openbarstte als een rijpe zweer en haar pus in de
gestileerde muilen van de goegemeente spatte, beginnen zich in de
(vooral Britse) pers de contouren af te tekenen van een heuse
revival. Het regent terugblikken, speciale compilaties, re-issues
en ’themanummers’ van glossy muziekbladen, en daar kunnen we
eigenlijk alleen maar blij mee zijn. Al was het maar om de jeugd
van tegenwoordig – die zweert bij ‘prefab-boysbandpunk’ – een
beetje geschiedenis bij te brengen. Maar terwijl alle nog levende
punkprotagonisten van weleer weer worden opgevoerd in allerhande
‘de tijd van toen’-overzichten en reünietournees, is het voor
Buzzcocks in 2006 nog steeds business as usual. De
Mancunians, actief sinds de eerste Britse punkgolf van ’76,
brachten enkele maanden geleden Flat-Pack Philosophy uit, en om hun
uitstekende (achtste) langspeler te promoten toert het viertal nu
door Europa en de Verenigde Staten. Hof ter Lo was één van de twee
zalen in ons land die de eer hadden Buzzcocks te mogen
programmeren, naast Soundstation in Luik (op 25 mei).
Het publiek dat woensdagavond was afgezakt naar Borgerhout was
divers. Niet alleen qua looks, maar ook wat betreft leeftijd: er
liepen nogal wat vaders rond (veertigers en vijftigers), die zoon-
en/of dochterlief wel eens een échte punkband wilden laten zien en
horen. Daarbij kwamen ook de videoclips, die tussen de optredens
door werden geprojecteerd op een scherm in de bar, uitstekend van
pas als ‘didactisch materiaal’. Een punkoptreden als leeruitstap,
zelfs Nostradamus had het nooit kunnen voorspellen.
Om de fans op te warmen waren er twee voorprogramma’s voorzien:
hardcoreband Restless Youth, die zich voorbeeldig met de nodige
decibels kweet van haar taak, en de serieus over het paard getilde,
Zweedse poppunkformatie Randy. Drie figuren die eerder thuishoren
achter het loket van een KBC-kantoor, en hun street credibilty
probeerden op te vijzelen door een aantal ‘fucks’ in en tussen de
songs te stoppen. Op één valabel nummer na (‘Cheater’), was het
allemaal echter vrij zwak en stereotiep, zeg maar banaal. De meeste
fans beleefden dan ook veel meer plezier aan de video’s in de
bar.
Het echte feest barstte pas los na tien uur, toen Buzzcocks van het
eerste uur Pete Shelley en Steve Diggle het podium opstapten in het
gezelschap van bassist Tony Barber (groepslid sinds ’93) en een
kersverse, in verhouding tot de rest piepjonge drummer. Shelley
zelf ziet er in het eerste decennium van de 21ste eeuw lang niet
meer zo ‘sharp’ uit als in de hoogdagen, maar op de muziek van toen
zit nog lang geen sleet. Natuurlijk was iedereen gekomen voor de
‘hits’, maar omdat ook Buzzcocks niet kunnen leven van de lucht en
de liefde alleen, werd het optreden aangevat met een stevige graai
uit de laatste plaat. Die kan blijkbaar nog gerust wat kopers
gebruiken, een optreden als dat van woensdag was dus de ideale
gelegenheid om zieltjes te winnen. Wat meteen opviel was dat het
heilig vuur nog steeds niet is gedoofd: ‘Flat-Pack Pack
Philosophy’, ‘Wish I Never Loved You’ en ‘Sell You Everything’
werden ingezet met een enthousiasme en een gedrevenheid die eerder
uitzonderlijk is voor een band die allang niks meer heeft te
bewijzen. Wat een contrast met de meeste punkgroepjes van vandaag,
die al na twee aanvaardbare songs denken dat ze ‘binnen’ zijn. De
ietwat timide en afstandelijke Shelley nam het gros van de lead
vocals (en solo’s) voor zijn rekening, het was echter de super
bedrijvige, goedlachse en bekkentrekkende Diggle die een brug sloeg
naar en communiceerde met de fans. Dat hij hierdoor geregeld te
laat arriveerde aan zijn microfoon voor de backings willen we hem
dan ook met graagte vergeven.
Na een zevental songs uit de laatste platen, dook de band in haar
verleden en trokken Diggle en Shelley een paar blikken klassiekers
open. Zo kregen we felle, snelle maar uitstekende uitvoeringen
opgediend van ‘Harmony in My Head’, ‘I Don’t Mind’, ‘Autonomy’,
‘Why Can’t I Touch It?’, ‘Fast Cars’ en last but not least
‘Ever Fallen in Love (With Someone You Shouldn’t’ve?)’, waarbij een
fan (?) het podium opsprong om opvallend toonvast een strofe en
enkele keren het refrein mee te zingen. Tijdens de bisronde
probeerden twee jonge fans hetzelfde bij ‘Orgasm Addict’, maar zij
werden – zeer tot ongenoegen van Diggle – prompt weggestuurd door
één van de roadies.
Het eigenlijke optreden duurde naar ons gevoel slechts een halfuur,
een blik op de klok leerde evenwel dat de groep minstens drie
kwartier had nodig gehad om er twintig songs door te pompen. Het
rondje toegiften dat volgde was méér dan de kers op de taart, want
hiervoor had de groep haar beste munitie opgespaard met ‘Noise
Annoys’, ‘Breakdown’, ‘Promises’, ‘Orgasm Addict’ en
‘Boredom’.
Na een goed uur bruisende punkpop (één derde nieuw materiaal en
tweederde oud, één vierde Diggle en drievierde Shelley) konden we
alleen maar dit besluiten: punk is (nog) niet (helemaal) dood…