Met al die overtrokken, in de media opgeblazen hypes die oh zo matige rockbandjes overkomen, zou een mens nog vergeten dat het ook anders kan. In het door de massa genegeerde genre Americana verschijnen er nochtans op regelmatige basis albums die het vermelden waard zijn. Jeffrey Foucault bracht zopas zijn derde solo-album uit, en we zijn er redelijk wild van.
Wisconsin is één van de Amerikaanse staten die zelden in het nieuws komen en waar weinig over geweten is. De locals zullen echter beweren dat je er meer kan leren over the American Spirit dan in de cosmopolitische melting pot New York City of het uit botox en steroïden opgetrokken Californië. Het gebied dat bestaat uit de Great Lakes (ook wel heartland genoemd) en de Great Plains (dat is cowboyland) is het échte Amerika, waar midden- en arbeidersklasse de economie draaiende houden. Het is ook waar de politieke partijen naartoe trekken om hun polls te doen en campagnes op te starten. Het is de onderbuik van een gigantische natie en de ideale uitvalsbasis om onopgemerkt de loop van de geschiedenis te beïnvloeden. Liberace (de Amerikaanse Richard Clayderman) en commie hunter Joseph McCarthy waren zonen van Wisconsin. Gelukkig wordt dit gecompenseerd door mensen als Frank Lloyd Wright en Jeffrey Foucault.
Deze laatste groeide op met de albums van John Prine en Townes Van Zandt, en dat valt eraan te horen. Terwijl sommige van de hedendaagse Americana-artiesten een soms ongemakkelijk zittend eclecticisme proberen na te streven, is spaarzaamheid het sleutelwoord in het oeuvre van deze chroniqueur van Small-Town America. Onder de vakkundige leiding van gitarist/producer Bo Ramsey, die in het verleden ook al samenwerkte met Lucinda Williams, weten Foucault en een handvol sympatisanten (waaronder ook zijn echtgenote, folkie Kris Delmhorst) een imposant, meditatief album af te leveren dat moeiteloos meerdere beluisteringen kan doorstaan. Ondanks z’n jonge leeftijd –- binnen de Americana ben je een broekventje zolang je geen vijfendertig bent -– en een gave tenor die vrij van nicotinesporen lijkt (in het hogere register doet hij zelfs denken aan Lyle Lovett én Elton John), klinken Foucaults songs als die van iemand die gelouterd door het leven gaat en kan terugkijken op een tumultueus verleden waarin liefdes werden gewonnen en verloren, reizen ondernomen en bedenkelijke pacten gesloten.
Het album, dat bij een eerste beluistering nogal somber klinkt, barst van de kleurrijke beschrijvingen. De man is een begeesterd tekstschrijver met een talent voor visueel georiënteerde verhalen. In tegenstelling tot de echte ’ghost repeaters’ –- radiostations die ononderbroken en onbemand op maat samengestelde pakketten muziek uitzenden -– slaagt het titelnummer erin genoeg elektrische knettering voort te brengen, en een gezapig tempo aan te houden dat wordt opgefleurd door accordeonbijdragen. Het album bevat meer van dergelijke nummers –- rustieke folk met countryaccentjes -– die vaak pas na meerdere beluisteringen hun geheimen en details prijsgeven: of het nu gaat om de mooie, mijmerende pedal steel in "One For Sorrow" (John Prine-meets-Peter Case), het zacht stuiterende "City Flower", dat van de hand van Ryan Adams had kunnen zijn, of de dromerige rootspop van "Mesa, Arizona".
Vrolijke of zelfs luchtige momenten zijn dun gezaaid op Ghost Repeater. Het geluidspalet blijft bijna constant melancholisch en monochroom, maar door de etherische sfeer en een productie die herinneringen aan het werk van Daniel Lanois oproept ("Americans In Corduroy" en "Appeline" hadden zo op For The Beauty Of Wynona gekund), is het een bijzonder mooi album. Het moerassige "Wild Waste And Welter" doet eerder denken aan het broeierigste van Kelly Joe Phelps, de obligate waltz "Tall Grass In Old Virginny" is een mooi duet met mevrouw Foucault, terwijl de kale brok poëzie "I Dream An Old Lover" –- twee gitaren, één stem –- meer zeggingskracht heeft dan menige band voor een muur van versterkers. Uitgebeende songs en van alle franjes ontdaan vakmanschap, ontstaan in een door zand en wind geërodeerd landschap, en gestuurd door een ingetogen, maar zinderende intensiteit.
Ghost Repeater is misschien geen spek voor de bek van rootsrockfanaten die liefst van al biertjes verzetten tijden het declameren van enkele welgemikte hee haws. Het is wél voer voor fans van ongemeen hoogstaande songschrijverij en de blootgelegde essentie van Americana. Een potentiële genreklassieker dus.