Het wil het Game Of Thrones van Disney+ worden, maar of Shôgun die ambitie kan waarmaken, moet nog blijken. De epiek is er, de complexiteit net zo goed. En net in dat laatste schuilt de uitdaging, zo laat dit eerste (?) seizoen zien.
De reeks is nochtans gebaseerd op een klassiek boek, dat James Clavell halfweg de jaren zeventig schreef. In dikke gele letters op een rode rug stond het ook in menig Vlaamse boekenkast te pronken, in 1980 volgde een eerste legendarische verfilming met Richard Chamberlain in de hoofdrol. De legende wil dat het toen was dat de Verenigde Staten als een blok voor sushi viel, en het ene restaurant na het andere de kop opstak.
1980 is lang geleden natuurlijk, en dus was het tijd voor een update. FX trok alle registers – en vooral de portefeuille – open voor een groots opgezette remake, die zonder gêne de ambitie uitademt het Game Of Thrones van deze jaren te worden. En voor die vergelijking zijn goeie redenen, want net als George R.R. Martins drakenepos weeft Clavell in zijn roman in de eerste plaats een web van politieke intrige, en is het militaire geweld vooral aanwezig als finale dreiging.
Een Nederlands schip strandt in een Japans vissersdorp, en dat was half de bedoeling. Onder impuls van de Britse stuurman John Blackthorne (Cosmo Jarvis) moest het immers de weg vinden naar dat mythische Japan waarmee Portugal al enige jaren handel dreef. Maar de crew is zo uitgeteerd, aan het einde van zijn krachten, dat de clash of civilizations weinig indrukwekkends oplevert. Overgeleverd aan de inheemse bevolking volgt een rondje ‘jullie zijn barbaren’ – ‘maar neen, wat een barbaren zijn jullie!’ Showrunners Rachel Kondo en Justin Marks hameren hun subtekst er met de voorhamer in wanneer ze een Japanner in de mond leggen: “W e should exhibit him throughout the country: the freak from the west”. Ergens rilt een Congolees in zijn Tervuurs graf.
Gevangenschap volgt voor Blackthorne, en het is daar dat de Brit bevriend raakt met krijgsheer Toranaga (Hiroyuki Sanada) – een fictieve creatie, maar gemodelleerd naar realistische voorbeelden – in de woelige periode voor Japan wordt eengemaakt. Het land is politiek gezien een slangennest waarin feodale heren van alliantie naar conflict en weer terug gaan, waar niets zeker is, en alles elk moment kan kantelen. En dat in een taal waar Blackthorne geen barst van begrijpt. Enter vertaler Mariko (Anna Sawai), een tot het christendom bekeerde edelvrouw die hem moet begeleiden, tot bijna het huwelijksbed toe.
En daarmee staan de stukken op het bord. Wat volgt, is schaken voor gevorderden. “Go on, tell me what you see. Tell me when you set eyes on Osaka, if you really think our world is the hilt of civilization. And then ask yourself, ‘What kind of man wields power in a land like this? The one who schemes in the open, or the one you never see?'” Het is een scène vroeg in de reeks waarin de crux al zit: hier staat Blackthorne, opgevoed met verhalen over “barbaren in het Oosten,” en dat idee laat hij maar beter snel varen nu hij in een verdomd gesofisticeerde maatschappij is terechtgekomen. Al in de tweede aflevering wordt duidelijk dat allianties die nu gesmeed worden straks alweer verleden tijd kunnen zijn. Dat ter plekke ook interne Europese rivaliteiten tussen katholieken en protestanten in het spel komen, maakt het nog gelaagder. Dit is ieder voor zich en voor de eigen belangen. Ergens op de achtergrond wordt weer iemand leven gekookt of het hoofd afgehakt. De bruutheid van de feodale maatschappij waar een leven niets waard is, is altijd aanwezig.
Het wordt allemaal prachtig in beeld gebracht, tot in de meest Japanse details (die theeceremonie) toe. FX keek op geen cent, en dat zie je. Het Osaka van weleer is imposant, de beeldvoering – wat kleurt bloed prachtig op rijstpapier! – is opulent. Toch is bij momenten niet duidelijk of Cosmo Jarvis het gewicht van zijn hoofdrol kan dragen. Ja, hij is de speelbal van wat boven hem wordt beslist, maar moet dat zo flets uitgedrukt? De Japanse cast, met Sanada als uitschieter, overtuigt meer.
Het is uiteindelijk pas vanaf de vijfde aflevering dat er vaart komt in de plot, dat je wat mee bent met wat er gaande is. En dan krijgt Shôgun die zo verlangde Game Of Thrones-allures. Een noedelmaaltijd wordt plots een geladen drinkgelag, de cultuurclash ontploft over een verstervende fazant. Het lost in translation is op dat moment compleet, en op een ander level bereikt ook het intrigeren even een breekpunt: “The time of politics has come to an end” – en dat citeren we voor het gemak in het Engels van de ondertiteling.
Het is onzin dat er in elke aflevering wel één iemand ritueel zelfmoord pleegt, maar de uitgebreide Seppuku in aflevering acht is er een die de adem afknijpt. Het is niet anders, er wordt niet om de gruwel van het toenmalige Japan gefietst. Aflevering negen is het hoogtepunt, waarin vastberadenheid leidt tot afgemeten geweld, powerplay tot overwinning en uiteindelijke nederlaag. We houden het bewust vaag, maar: beste uur van deze reeks.
Wanneer het gedaan is, is het ook gedaan. Het boek van Clavell is uit, volledig verfilmd, en dus zou het zonde zijn om een vervolg te maken. Dat wil niet zeggen dat het niet zal gebeuren. De makers spreken ondertussen van twee extra seizoenen. En misschien kan dat wel. Het begin van het Edo-Shôgunaat is een periode die fascinerend genoeg is om verder te ontdekken.
Wie weet krijgen we dan die slag bij Sekigahara dan toch te zien.
Shôgun is te bekijken via Hulu/Fx en Disney+