Van uitstel kwam geen afstel, maar wel verandering: twee geplande concerten in de Orangerie werden er één op een podium buiten. De weergoden hielden zich in, maar echt ontvlammen deed het concert van een wel erg melancholisch ingesteld Godspeed You! Black Emperor nooit.
‘Ze zijn gek, die Brusselaars.’ Zoiets zou Obelix gedacht hebben mocht hij vandaag leven en goesting in een postrockconcert hebben. Net nu de warmste zomer ooit overgaat in de druilerigste herfst van ons leven, hebben die van de Botanique beslist om nog eens een concert buiten te geven. Omdat de twee geplande data uit januari op één dag moesten worden opgevangen, zat er immers niet meer op dan een podium te bouwen naast die zaal en Godspeed You! Black Emperor daar te laten spelen. Het is met één bang oog op de wolken gericht, voorbereid op plensbuien, dat het publiek zich daar verzamelt.
Het begint ook omineus. In “Hope Drone” druppelen de muzikanten binnen en gaandeweg wordt dat monotone strijkersstuk uit het begin iets anders, iets dat klinkt als dof rommelend onweer uit de verte. We heffen de blik naar boven: geen paniek. Uiteindelijk vloeit er langzamerhand uit dat lawaai: muziek. “Job’s Lament”, een klaagzang die zich roffelend opbouwt over projecties van rellen, “First Of The Last Glaciers” lijmt zich er protestgewijs aan vast en mondt uiteindelijk uit in een stemmig kamermuziekje op viool en contrabas.
Was het dat druilerig weer? De onbetaalbare benzine voor de tourbus? Of zijn anarchisten ook gewoon af en toe eens triest? In elk geval was dit een van de meest ingetogen concerten die we de groep ooit zagen geven. Zelden speelden de Canadese postrockers minder op kracht. Ook het epische “Bosses Hang” dat het kloppende hart midden in de set was, zette in op emotie en pakte uiteindelijk alles en iedereen in met een ronduit schoon einde. Een melodie die op plaat log sleept terwijl de drums bruut neerkletsen, stijgt hier sierlijk boven de tuin uit.
En toch wringt het wat vanavond. Nog nooit zagen we een slecht concert van Godspeed You! Black Emperor, evenmin zagen we het octet ooit echt het moment pakken, de afstand met het publiek overbruggen. Ook vandaag blijft steken op erg goeie uitvoeringen van wat we kennen, als waren het klassieke muzikanten die de zoveelste interpretatie van een symfonie komen brengen. Zonder de dynamiek, het onverwachte schakelen van zacht naar hard, leeft de muziek eensklaps veel minder. Zelfs de westerngitaar die “Cliffs Gaze” inluidt, zet de boel niet in de fik.
“Moya” bewijst dat de melancholieke aanpak ook kan werken. In wat misschien wel de mooiste liveversie van de publieksfavoriet is, laat de groep zijn strijkers elegisch zweven. De sirene die vanuit de omliggende stad de sfeer breekt, past er net zo goed bij. Op het scherm passeren beelden van brandende olievelden, bossen, huizen. Dit is een requiem voor een stervende aarde geworden, een treurzang voor na de Apocalyps, die eindigt met een prachtige, triomfantelijke melodie.
Eén keer slechts laat Godspeed de teugels los. Eénmaal mag het wat potiger. Halfweg slotnummer “BBF3″ galoppeert het achttal even weg en laat het zichzelf de vrije loop. ”America is a third world country as it is”, gaat een stem op de achtergrond. Achter de band zien we nu een zwerm vogels. De neerslachtigheid is niettemin voelbaar; vandaag is niet de dag dat de postrockers nog strijdbaar zullen worden. Moedeloos eindigt alles in wegdeemsterend lawaai, de chaos van achtergelaten instrumenten.
Waar het met de wereld naartoe gaat als zelfs de grootste activisten moegestreden klinken, is een open vraag, maar ze stelt zich vandaag. Ooit klonk Godspeed You! Black Emperor in al zijn woordenloosheid strijdvaardig, vandaag bleef enkel de tristesse over. Ooit was de slogan ‘een andere wereld is mogelijk’. In de Botanique klonk het alsof zelfs de grootste aanhangers daarvan er niet meer in durven geloven.
Het klonk mooi, maar het klonk ook moedeloos.