Net 94 jaar werd de Nederlandstalige Zwitser Heinz Hermann Polzer, vooral bekend onder de naam Drs. P en het indrukwekkend aantal nummers dat hij onder deze naam bracht. De kern ervan was zo goed als altijd zwarte humor die kwaadaardig werd gebracht via verrukkelijke verzen. Drs. P die tijdens zijn leven al een archaïsch figuur uit de vorige eeuw leek, wist bovendien door zijn unieke persoonlijkheid een kleine, maar trouwe groep fans annex vrienden aan zich te binden die niet alleen zijn nalatenschap bewaren via het Heen-en-weergenootschap, maar hem ook gedenken middels jaar- en bewaarboeken.
De eerste twee Het Drs. P Jaar- en bewaarboek (2018) en Leve onze goede Czaar! Het nieuwe Drs. P jaar en bewaarboek (2019) verschenen zoals het hoort in opeenvolgende jaren. Door Covid-19 werd het derde jaarboek uitgesteld tot 2021. Hoewel het Heen-en-weergenootschap aldus een extra jaartje de tijd had om van dit derde boek een interessante editie te maken, lijkt ze daar niet helemaal in geslaagd te zijn. Na een wat valse start met het eerste boek vond ze in het tweede werk een uitstekende balans tussen breed informatief berichten over de vele aspecten van Drs. P’s leven en tezelfdertijd zijn meer geïnformeerde fans toch nog het nodige boeiends en fraais aan te bieden. Jammer genoeg laat het derde jaarboek hier opnieuw steken vallen met minder tot weinige relevante stukjes die vooral voor de incrowd bedoeld zijn of onnodig uitgesponnen worden.
Hoe sympathiek de getuigenissen van onder anderen Ringo Maurer, Lorenzo Vandekerckhove en Dafne Hotland bijvoorbeeld ook mogen zijn, hun verhalen over hoe ze Drs. P leerden kennen en met hem omgingen in zijn latere levensjaren overstijgen de anekdotiek niet echt. Dat de oude Polzer nog openstond voor contacten met jonge fans is sympathiek en zijn blijvende charme naar jongedames toe is amusant, maar intussen ook wel gekend. Ook verschillende andere artikels lijden onder het euvel dat vooral de band of bewondering van de auteur voor de doctorandus centraal staat – eerder dan dat er echt boeiende feiten gegeven worden. Zo is het maar de vraag of iemand buiten het gezelschap echt nood heeft aan de mijmeringen van Jan De Smedt of Jaap van den Born, hoe sympathiek ook.
Een enkele keer wordt het interessant, zoals in het interview dat Kitty Courbois met Drs. P afnam in 1984 en hier heropgenomen is of het excerpt van de nog te verschijnen biografie door Michèl de Jong. Ook een terugblik op Drs. P’s werk voor het theater-/musicalstuk Middeleeuwse pracht en praal heeft nog enige verdienste, evenals de korte stukjes over de archieven uit respectievelijk de Vlaamse en Nederlandse omroep, en zijn belevenissen bij de televisie. Tezelfdertijd kan echter ook opgemerkt worden dat dit net binnen een biografie evenzeer op zijn plaats is en hier dus als een soort voorafname geldt. Wat tersluiks overigens ook gezegd kan worden over het stukje dat handelt over hoe Drs P ondanks enkele vurige pleitbezorgers gedurende zijn lange leven geen eredoctoraat toegekend kreeg.
Hierdoor blijft zelfs bij de interessantere deeltjes het gevoel dat er hard gezocht werd naar de nodige stukjes om de publicatie vorm te geven. Dat Drs. P’s werk zich niet zomaar laat vertalen, spreekt voor zich. Daar hoeft echt geen getuigenis van een vertaler aan gewijd te worden. De hele terugblik van Erik van Muiswinkel over zijn theaterstuk opgedragen/gewijd aan Drs. P voelt vooral aan als reclame maken voor de eigen winkel. Wat in mindere mate een vervolg krijgt in het artikel over de zogenaamde zonen van Drs. P, of beter gezegd een overlopen van een aantal Nederlandse cabaretiers van zowat de voorbije zestig jaar, waaronder dus ook van Muiswinkel.
Op die manier hinkt dit hele derde jaarboek van het ene anekdotische op het andere biografische been. Dat laatste heeft hier weliswaar zijn verdiende plaats, maar hoort eigenlijk net zo goed thuis in de nog te verschijnen biografie, wat ze op die manier ook (ten dele) achterhaald maakt nog voor ze verschenen is. Hoe interessant en veelzijdig het leven van Heinz Polzer en zijn alter ego Drs. P ook mag geweest zijn, de beste verhalen lijken ondertussen wel verteld te zijn, net zoals zijn eigenzinnigheid en unieke kijk op de Nederlandse taal intussen wel gekend is.
Wil het jaargenootschap echt zijn erfenis levend houden, dan zou ze er beter aan doen bij haar publicaties een duidelijke keuze te maken of die voor de leden bestemd zijn die werkelijk elk fait-divers willen kennen dan wel voor een breder publiek dat niet of weinig bekend is met de befaamde Polzer. In de eerste twee edities leek ze die balans nog te vinden, in dit derde jaarboek is duidelijk vooral voor de eigen vriendenclub gekozen. Dat is een eerbiedige keuze, maar zou duidelijker gemaakt mogen worden. In dit derde jaarboek worden best nog wel relevante thema’s aangekaart, maar de spoeling lijkt ondertussen te dun te zijn om een vierde editie te rechtvaardigen die ook voor niet-leden boeiend is en dat is best wel jammer.