Ze zou het meisje kunnen zijn dat u bedient bij de bakker, de juf van een van uw kinderen of gewoon iemand die elke dag op dezelfde bus zit naar het werk, maar nee, Lucy Rose bracht enkele weken geleden met No Words Left dé plaat uit die ons dit jaar het verst uit onze sokken blies. Zaterdag kwam ze die voorstellen in een uitverkochte AB Club.
Dat onze verwachtingen hoog waren, is een understatement. Ook over haar drie eerdere albums waren we immers al zeer te spreken. Maar vóór het zover was, mochten we eerst kennismaken met de Amerikaanse Samantha Crain, die behalve haar ‘weinig meer dan anderhalve meter grote’ zelf een akoestische gitaar, een warme stem, enkele kwinkslagen en een handvol mooie songs had meegebracht. Momenteel werkt Crain aan een zesde plaat. Deze minitour is dus dé ideale gelegenheid om meteen ook wat nieuwe liedjes uit te testen op een levend publiek.
Een trein die werd afgeschaft wegens ‘een incident’, een verstopt toilet (eerst in de ene, dan in de andere zin van het woord) en een weerbarstige jetonautomaat zorgden ervoor dat we de eerste minuten misten, maar wat we zagen en hoorden, volstond ruimschoots om te overtuigen. Een halfuurtje is natuurlijk weinig om al je kunnen tentoon te spreiden, maar haar bitterzoete liedjes over gebroken harten wisten het publiek — de Club was op dat ogenblik al aardig gevuld — duidelijk te charmeren. Verwonderlijk was dat niet, want die ontwapenende oprechtheid deelt ze alvast met Lucy Rose.
Lucy Rose verbaasde enkele maanden geleden vriend en vijand — nu ja, we kunnen ons nauwelijks voorstellen dat ze die laatste heeft — met haar vierde langspeler; niet omdat die ineens zóveel beter was dan haar vorige wapenfeiten, maar vooral door de teneur. Tijdens het schrijven van de songs was ze erg diep gegaan en waren er heel wat onvermoede twijfels en angsten naar boven gekomen die hun weg vonden naar de teksten en de sfeer van de plaat. Nogal wat mensen begonnen zich zelfs zorgen te maken — waaronder Paul Weller, die haar een sms’je stuurde met de vraag of alles wel oké was.
Het antwoord op die vraag gaf ze zelf, ergens halverwege het concert. Blijkbaar vroeg ze zich zelf af of haar liedjes niet te zwaar op de hand waren, want een paar keer polste ze bij het publiek of het nog wel ging. “En hoe gaat het met jou?” wilde iemand weten. “I’m fine,” was het antwoord, “definitely fine.” Meestal voelt ze zich zelfs gelukkig, alleen is het niet zo gemakkelijk om daar goede songs over te schrijven.
Rose speelde een set van goed een uur en een kwartier, en werd daarbij begeleid door een percussionist, een violist, een gitarist een bassist. Zelf wisselde ze akoestische en elektrische gitaar af met piano. Hoewel de houtblazers en de contrabas vanop No Words Left ontbraken (beide instrumenten werden ‘vervangen’ door keyboard en fretless bas), kregen we toch accurate en doorleefde versies te horen. Wat haar vier muzikanten deden, was letterlijk begeleiden, invullen, aanvullen en hier en daar wat accenten benadrukken, want alles draaide natuurlijk rond de liedjes en de geweldige zangstem van Rose. Ondanks het kuchje waar ze naar het einde van de set wat last van kreeg, was haar prestatie nagenoeg vlekkeloos.
Met “Solo(w)” en “Nobody Comes Round Here” lag de lat meteen erg hoog, maar dat niveau bleef het hele optreden door moeiteloos aangehouden. Alle nummers van het nieuwe album kwamen aan bod, maar ouder werk zoals “Shiver” (van debuut Like I Used To) of “Is This Called Home” (van Something’s Changing) viel allesbehalve uit de toon naast pakweg “The Confines Of This World”, “Treat Me Like a Woman”, “Save Me From Your Kindness” of “Conversation”. Dat laatste werd even stopgezet omdat iemand onwel werd, maar zelfs na die onderbreking werd de draad gewoon weer opgepikt, alsof er niets was gebeurd. Zelfs de aanwezigen bleven rustig wachten tot de set weer werd voortgezet.
Rose had zelf al aangegeven dat ze het best spannend vond om de boer op te gaan met haar nieuwe plaat. Vandaar wellicht dat ze in het begin een beetje nerveus oogde. Naarmate de set vorderde, ontspande ze meer en meer, werd ze ook spraakzamer en grappiger, en was er ook meer interactie met de zaal. Natuurlijk vond ze het fijn zoveel bekende gezichten terug te zien en weer in Brussel te zijn. We hebben het al honderden artiesten horen zeggen, maar ze leek het echt te menen.
Twee mooie momenten sprongen er nog uit. Eerst was er Samantha Crain, die Rose kwam vergezellen tijdens “Song After Song”, aan het einde van de set. De aanwezigheid van de Amerikaanse maakte deze versie nog mooier en pakkender. Het andere kwam er nog wat later, toen ze — na een lange uitleg over zin en onzin van bisrondes — “Couldn’t Love You More” van John Martyn opdroeg aan haar man/tourmanager Will Morris. Dat het tussen hen nog heel goed zit, is wel duidelijk. “Maar Wills neefje, die de merchandisestand bemant, die is nog wél vrij”, merkte ze weinig subtiel op.
Een verdieping lager bouwden The Subs een feestje. Ook al drongen hun beats geregeld door tot in de Club (“Ze schijnen goed te zijn”, aldus Rose), we hebben er geen seconde last van gehad. Zelfs de twee dames die het hele optreden door naast ons stonden te kwekken of de barman die zijn ijsblokjes in de plastieken bekers keilde, wisten ons niet echt af te leiden. Het zegt veel over de zeggingskracht en het meesterschap waarmee Lucy Rose haar fragiele songs neerzette in de Club.
Ook al kennen we haar platen intussen van haver tot gort, dit smaakte naar meer. Alleen zullen we nog even geduld moeten hebben, want na deze korte Europese tournee pakt Rose haar koffers om achtereenvolgens Zuidoost-Azië en Zuid-Amerika te veroveren met haar hartverwarmende songs.