Een kleine tournee van vier optredens bracht de Noor Torgeir Waldemar voor het eerst naar ons land. Het afsluitende concert van die reeks vond plaats in de N9, de coolste keet aan de drukke gelijknamige steenweg waar Waldemar de belofte van zijn albums helemaal wist waar te maken.
Noteer de naam Torgeir Waldemar maar gerust in het rijtje “laatbloeiers in de muziek”. Hij was al veertig jaar oud toen hij in 2014 plots op de proppen kwam met zijn titelloze debuutalbum. Toch was het vooral met het twee jaar geleden verschenen No Offending Borders dat Waldemar echt indruk wist te maken. De vergelijkingen met Neil Young waren niet van de lucht, niet in het minst omdat Waldemar net zoals de Canadese grootmeester moeiteloos switcht tussen epische rocknummers en rustigere folky songs. Maar toch doen de vergelijkingen de Noor ook oneer aan, want los daarvan staan zijn nummers gewoon als een huis.
In Eeklo was Torgeir Waldemar — vikingbaard, lange manen — vergezeld van zijn vaste begeleidingsband: naast drummer Anders Møller en bassist Håvard Krogedal bestaat die uit organist Johan Daniel Henriksen, die qua uiterlijk wat weg heeft van de jongere versie van instrumentgenoot Garth Hudson. Het is een band die de nummers vrijelijk laat uitwijden. In de bijna twee uur dat het concert duurde, passeerden amper 11 nummers de revue. Maar toch deerde dat niet, want het zijn nummers die lang en woest kunnen tempeesten zonder een seconde te vervelen of net ingetogen minutenlang de spanning kunnen aanhouden.
Na een lange intro waarbij het orgel en de bas vergezeld werden van ijle geluidseffecten, zorgde “Across The River” meteen voor een stevige binnenkomer, waarbij de soms repetitieve instrumentale passages voor een bezwerend effect zorgden. Waldemar is een soms wat onbeholpen en onwennig overkomende frontman die tegelijk heel flegmatiek kan zijn en zelfs van een onnozele bindtekst over het weer in zijn thuisland iets kan maken. “Streets” werd even onderbroken door een valse start — mondharmonica vergeten, kan gebeuren — maar dat nummer en vooral het daaropvolgende “Summer In Toulouse” resulteerden in epische gitaaruitbarstingen die herinneringen opriepen aan het beste werk van de al eerder genoemde Canadese grootmeester.
“Insomnia” toonde dan weer een ingetogen Waldemar. Zeker wanneer Henriksen zijn orgel even inruilde voor de zingende zaag, mondde het uit in een lang uitgesponnen, sfeervol uitgewerkt nummer. Voor “Bottom Of The Well” wees Waldemar op de schijnbare contradictie tussen de rijkdom van Noorwegen (“We houden van de EU, maar we zijn te rijk om er deel van uit te maken”) met de torenhoge zelfmoordcijfers. Het nummer bracht hij solo en zorgde voor meer dan gewoon een krop in de keel. Met “Island Bliss” ging het tempo weer langzaam aan de hoogte in wanneer de rest van de band hem halverwege kwam vergezellen, op “Burden” zorgde de banjo voor een Appalachian touch.
Daarna bouwden een mysterieus aanvoelend “Souls On A String” en een sterk “Among The Low” op naar het hoogtepunt van de avond: “Sylvia (Southern People)” ontaarde in een niets ontziende orkaan van vuig gitaarwerk en ontspoorde orgelklanken terwijl de ritmesectie de boel helemaal in de fik stak. Het contrast met slotnummer “I See The End” — Waldemar: “ik vind het principe van bisnummers maar niets” — kon bezwaarlijk groter zijn. Enkel begeleid door akoestische gitaar en de achtergrondzang van zijn drie bandleden, zorgden de Noren voor een ingetogen, maar passend einde. De vikings kwamen naar Eeklo, zagen, en overwonnen.