BEST OF: The Rolling Stones

Geef toe: meestal zijn ze uw geld niet waard, die verzamelaars van uw favoriete groep die u in de winkel vindt. De platenfirma denkt dat enkel singles in aanmerking komen en een artiest zelf is ook al zelden goed geplaatst om eigen werk te beoordelen. Tijd dus dat het eens aan professionals wordt overgelaten, en wie beter dan een team kenners van enola om maandelijks de twintig beste tracks van een artiest te selecteren. Deze maand: het beste van The Rolling Stones.

1. Start Me Up

De laatste klassieke song van de Stones, maar tegelijk had het niet veel gescheeld of het was nooit uitgebracht. Oorspronkelijk werd het opgenomen voor Some Girls maar die versie haalde dat album niet. Tot de band in 1981 plots een reeks nummers nodig had om een album uit te brengen waar ze hun volgende tour aan konden ophangen. Een van de oude nummers die voor dat album – Tattoo You – opnieuw onder handen genomen werd, was deze “Start Me Up”. Gelukkig maar want het heeft een van de allerbeste riffs die Keith Richard ooit uit zijn gitaar wist te halen, en dat wil al iconische wat zeggen.
Hoogtepunt: 00’00”. Die riff, wat anders?

2. Jumpin’ Jack Flash

“Jumpin’ Jack Flash ” was niet enkel een goed, maar ook een noodzakelijk nummer. De Stones waren zichzelf wat verloren in barokke psychedelica en keerden eindelijk terug naar hun bluesroots. Het nummer is snoeverig rechttoe rechtaan, focust opnieuw op de gitaren en de riffs en gaf veel fans een teken van herkenning na het ontgoochelende Their Satanic Majesties Request. Of zou William Blakes tekstuele invloed toch getuigen van enig psychedelisch escapisme?

Hoogtepunt: 00’22”. “I was born in a crossfire hurricane” bezingt Jagger het nieuwe begin van de Stones. Bijna vijftig jaar later zou die zin de codenaam geven aan een onderzoek naar een Amerikaanse president.

3. Ruby Tuesday

Een song over een groupie, want het waren natuurlijk de ongebreidelde jaren zestig. En toch voel je een soort tederheid in de manier waarop Jagger zingt “She would never say where she came from / Yesterday don’t matter if it’s gone”. Het gaat dan ook om Linda Keith, Keefs vriendin, die naar Jimi Hendrix en vervolgens ook naar een flinke drugsverslaving doorschoof. “Don’t question why she needs to be so free / She’ll tell you it’s the only way to be / She just can’t be chained / To a life where nothing’s gained / Or nothing’s lost, at such a cost”; eigenlijk best een triest nummer, als je het zo bekijkt.
Hoogtepunt: 00’35”. Drumroffeltje en dan: een wonderlijk refrein.

4. Street Fighting Man

1968. Niet alleen het jaar van “What A Wonderful World” en “Congratulations”, maar ook dat van burger-, studenten- en straatprotesten, van betogingen en geweld, en ook The Stones doen hun duit in het zakje. Het globale verzet inspireerde Jagger & Co. tot wat steevast hun meest politieke song genoemd wordt. Het mooie van dat alles is dat ze die urgentie en onderliggende dreiging perfect weten te vatten zonder een elektrische gitaar in de buurt (ja, ook wij vergeten dat weleens). In plaats daarvan: Richards’ venijnige, maar akoestische slaggitaar, dramatisch donderende drums en een klankgolf met o.a. sitar (Brian Jones) en piano (Nicky ‘wie anders’ Hopkins) die haast iets van een massieve drone heeft.

Hoogtepunt: 0’32”: “Well now, what can a poor boy do / Except to sing for a rock n’ roll band?” Een ode aan de muziek, maar ook een zekere terughoudendheid, omdat The Stones geen straatvechters waren als pakweg die van MC5.

5. Time is on my side

Oorspronkelijk geen nummer van Jagger & Co., hoewel dat gegeven anno 2018 weleens vergeten durft worden en -in alle eerlijkheid- niet meteen het nummer is dat je onthoudt wanneer je gevraagd wordt een best of van hun werk samen te stellen. En toch; hoewel het nummer eerder wat onbedoeld gezapig overkomt, merk je duidelijk de manier waarop het schijnbaar geïmproviseerde gitaarspel het geheel moeiteloos optilt naar een hoger niveau. Koppel je daar het belachelijk eenvoudige refrein aan en je hebt een instant hit. Ook nog; waarom covert niemand dit nummer vandaag?

Hoogtepunt: 00’07”. het moment waarop het nummer als een rijpe bloem openbarst.

6. Rip This Joint

“Gonna roll this joint, gonna get down low / Round and round and round we’ll go”; een ware rockabilly roadtrip doorheen de Verenigde Staten. Op ” Rip This Joint” razen de Stones tegen hoge snelheid langsheen Tampa, Memphis, Dallas en Alabama. Zelden klonken ze zo ontketend en het is bijna alsof ze op de hielen gezeten werden door uitgehondergde hyena’s. Voor het artwork van Exile On Main St. deed de band een beroep op de Zwitserse fotograaf Robert Frank wiens fotoboek The Americans een inspiratiebron was voor het album. “Rip This Joint” is er dan ook het auditieve equivalent van.

Hoogtepunt: 00’24”. “Whoa, yeah!” schreeuwt Jagger. De bevrijding.

7. Paint It, Black

Gestart als bluesbandje, begonnen Mick Jagger en Keith Richards zich zo ergens rond 1966 erg in hun sas te voelen als songschrijvers. Aftermath, toch al hun zevende album, zou het eerste worden zonder covers, en telde met “Paint It Black” hun derde nummer één-hit, en de eerste ooit waarop een sitar te horen was. Dat was dan weer te danken aan gitarist Brian Jones, die Marokkaanse muziek plots heel erg boeiend was gaan vinden, met dus die prachtige Oosterse melodie als resultaat. “Songs for Jewish Weddings”, was de werktitel die Jagger dit nummer over depressie gaf, het is dan ook goed dat dat veranderde. Dit nummer is dan ook een terechte klassieker.
Hoogtepunt: 2’50”. “I want to see it painted, painted, painted, painted black”. Jagger meent het.

8. Beast Of Burden

Die oerdegelijke, archetypische riff zegt de naam Keith Richards als niets anders, maar ook een stuk van de tekst is deze keer grotendeels van zijn hand. Keef was immers net terug uit rehab, moet u weten, en besefte dat hij Jagger tot een last was geweest. Jagger haalde de schouders eens op, improviseerde de strofes rustig weg in de studio en maakte er van wat hij altijd deed: een liedje over meisjes. Dat zijn de beste.
Hoogtepunt: 00’00”. Dat typische Keef-gitaartje. Natuurlijk.

9. Sweet Virginia

Exile On Main St. is niet zomaar het beste album aller tijden, het is de dubbele helix van de rockmuziek. Hoewel het album Richards’ project was, en hij de beste begeleidingsband die de Stones ooit hadden rond zich verzamelde (die saxsolo van Bobby Keys!), is het toch Jagger die de show steelt met zijn mondharmonica. “Sweet Virginia” is een sleper, maar wel een losjes gelaagde die meer verbergt dan onthult, laat horen hoeveel genres de band aankon, en synthetiseert hoe ze die telkens naar hun hand zetten.
Hoogtepunt: 2’26”. Bobby Keys mag aan z’n solo beginnen.

10. Gimme Shelter

“Oh, a storm is threat’ning / My very life today / If I don’t get some shelter / Oh yeah, I’m gonna fade away”. Het jaar was 1969 en de euforie van de sixties had plaatsgemaakt voor de doem die uit Vietnam kwam en volgens Jagger rook naar het einde van de wereld. “Gimme Shelter”, misschien wel de allerbeste song die The Stones ooit aan band toevertrouwden, ademt de sfeer van die dagen uit met apocalyptische beelden. Oorlog, moord, verkrachtig, het is allemaal “Just a shot away”. Niets heeft dreiging ooit meer uitgedrukt dan dit nochtans onschuldig begonnen nummer: Richards kreeg het idee toen hij mensen zag weghollen voor een plots uitbarstend onweer.
Hoogtepunt: 00’50”. Dat begin, en dan die stormwaarschuwing. Het is ernstig.

11. Honky Tonk Women

Koebellen, Hank Williams en het afscheid van Brian Jones, “Honky Tonk Women” is een hamburger die je nooit opkrijgt. Net zoals het voor de Stones in Altamont al te grimmig zou worden, ademt dit nummer de joie de vivre uit van een band zonder grenzen. Een alternatieve versie – “Country Honk” – zou Let It Bleed halen, maar valt daar wat uit de toon te midden van de drugs, de ranzige seks en het zinloze geweld dat als verwerkingsproces diende. Niks daarvan op het origineel behoudens de seks en drie ijzersterke rock-‘n-rollminuten.
Hoogtepunt: 0’59”. “Gimme gimme gimme the honky tonk blues” zingt Jagger alsof hij al z’n hele leven in saloons optreedt.

12. Mother’s Little Helper

Gezondheidsadvies met de Stones? Het klinkt weinig geloofwaardig maar “Mother’s Little Helper” gaat over een epidemie van overmatige consumptie van medicijnen bij huisvrouwen. Maar bovenal is het toch een van Brian Jones’ beste momenten bij de Stones. Hij slaagt erin om met Oosters aandoend gitaarspel het in wezen simpele folknummer op te tillen naar een van de beste nummers uit de beginjaren van de Stones.

Hoogtepunt: 0’08”. Een eerste keer laat Jones zijn gitaar klinken als een sitar.

13. Wild Horses

In een niet nader genoemde populaire televisiequiz werd onlangs vermeld dat Jagger schat dat hij met meer dan vijfduizend vrouwen de lakens heeft gedeeld. Het aantal keren dat hij effectief van bil ging heeft hij dan weer niet bijgehouden. In ieder geval; “Wild Horses” — een van die nummers die elk zwalpend puberhart doet vallen voor The Rolling Stones — werd geschreven voor een van die keren dat een one night stand net dat tikkeltje langer had mogen duren. Kwatongen beweren dat het nummer draait rond Marianne Faithfull — wie anders? — ; iets dat de frontman altijd vurig ontkend heeft.

Hoogtepunt: 1’20”. Jagger zet het refrein in; de akoestische gitaar huilt mee en als luisteraar kan je niet anders dan oprecht meeleven met de pijn die de frontman in het nummer uitdrukt. Het moment bij uitstek om elke vorm van liefdesverdriet even te vergeten, want samen zingen verzacht de pijn.

14. Heart Of Stone

Uitgebracht in het jaar dat ze een recordaantal singles op de markt pleurden en met mogelijke uitzondering van “Time Is On My Side” misschien wel de beste van de reeks. Vierenvijftig (!) jaar later heb je er een beetje het raden naar welk aantrekkelijk Satansgebroed hier überhaupt te vinden was, maar die wiegende brok schmalz vol mooie, kleine details (Richards die een baritongitaar lijkt te bespelen, de onvaste backing vocals, de tamboerijntjes van studio pro Jack Nitzsche…) lijkt voortdurend te hinten naar onbestemde, wat weggemoffelde diepgang. Bonuspunten dus voor de melancholische melodie en originele spreidstand tussen zowel kwetsbaarheid als macho pose.

Hoogtepunt: 00’08”. “There’ve been so many girls that I’ve known”. En je zou hem bijna geloven, die zeepsmoel (en dan die gitaarsolo rond 1’10”).

15. Miss You

De eerste single van wat de laatste échte Stones-klassieker zou worden (ja toch?). Een stompende beat, warm-romige keyboards (met Ian McLagan als hét geheime wapen) en een lekker scheurende harmonica, maar ook een van de meest catchy en dansbare songs uit de Stones-catalogus, met een rotaanstekelijke baslijn die samen met de toetsen het beste uit Donnie Hathaway-soul aan de in zwang zijnde discobeweging koppelt. Club culture voelde nooit zo tastbaar. En die Jagger, je ziet hem zo kronkelen met die falsetto in dat veel te krappe kruis.

Hoogtepunt: 1’11”. De spreekzang van Jagger die overschakelt op de street cool en de volgende “aah-aaahhhs”, die de onderliggende ritmesectie zo mogelijk nog koketter laat trippelen.

16. (I Can’t Get No) Satisfaction

Tot “Satisfaction” waren de Rolling Stones de facto een coverband. Hun eerste eigen nummers werden gezongen door anderen, hun eigen albums werden, Sinatragewijs, gevuld door leentjebuur te spelen en de songs naar hun hand te zetten. De succesformule bestond er hoofdzakelijk uit bluesnummers arroganter, harder, kwader en vuiler te spelen. “Satisfaction” zou Aftermath inleiden, met zijn uit de duizend herkenbare openingsriff, het protesterende cynisme, de wrevel jegens commercie op een nummer dat later dat jaar op elke verzamelaar van elk massaproductielabel zou staan. “Satisfaction” is desondanks een botergeile aanklacht tegen de oppervlakkige rol waarin de steeds bekender wordende Stones gedwongen werden. Jagger en Richards waren in sneltempo volwassen geworden.
Hoogtepunt: 00’00”. De riff van Richards. De grootste rock ‘n’ roll groep ter wereld is nu echt geboren.

17. Sympathy for the devil

De gehele geschiedenis van de mensheid gezien door de ogen van een van de meest beschreven figuren uit de wereldliteratuur. Lucifer, Beëlzebub of hoe je hem ook wilt noemen is zo vriendelijk om zichzelf even voor te stellen en neemt je daarna mee op een serieuze trip doorheen tijd en ruimte. Bijzonder hypnotiserend en opzwepend en veertig jaar na datum nog steeds bijzonder actueel, hoewel er in een eigentijdse versie misschien net iets meer aandacht zou uitgaan naar de staat van het milieu. Het werd oorspronkelijk geschreven aan de hand van ideeën die Jagger opgepikt had na wat nachtelijke leessessies Baudelaire, al zou Marianne Faithfull ook indirect aan de basis van het nummer kunnen liggen.

Hoogtepunt: 0’20”. De eerste regels uit het nummer maken het meteen wereldberoemd. Twintig seconden lang voegt de band netjes laag na laag op elkaar, maar het is Jagger die de toon zet.

18. Commit A Crime

Tattoo You uit 1981 moet zowat de cesuur geweest zijn. Vanaf toen werden de Rolling Stones volleerde vakmannen. Ze maakten nog wel goeie nummers, maar echt begeesteren met nieuw materiaal zat er niet meer bij. Tot ze in 2016 terugkeerden naar hun begindagen toen ze als jonge snaken in Londen luisteren naar de toen nog obscure Amerikaanse bluesartiesten. Hoewel ze ondertussen de zeventig gepasseerd zijn, klinken ze op de Howlin’ Wolf cover Commit A Crime als een bende jonge, hongerige blueswolven die spelen alsof hun leven ervan afhangt.

Hoogtepunt: 1’53. Mick Jagger toont even wat voor een onderschat mondharmonicaspeler hij eigenlijk wel is.

19. Tumbling Dice

Het is die groove die het hem doet. Net iets te traag, iets te zompig om nog dat knisperende en jeugdige van de sixties te hebben. De rock is nog intact, de roll is lijziger en sensueler, met een vertraagde blues die een en al slome heupdraai is. De eerste single van Exile on Main St , opgenomen met Mick Taylor op bas en de immer betrouwbare Nicky Hopkins op piano, kondigde de laatste klassieker van de Gouden Periode aan met een streep briljante nonchalance, waarin het laatste derde de gospelinsteek nog eens in de verf zet: “You got to roll me…”

Hoogtepunt: 1’48”. Een gitaarsolo van niets op een lustig meeronkende trombone en – vooral – een ritmesectie die meer van die beruchte swagger bevat dan vijf seizoenen van ‘The Voice’ bij elkaar.

20. Brown Sugar

Het openingsnummer uit Sticky Fingers; een tijdloze aanval op je heupen voor sommigen, voor anderen dan weer een nummer dat gezien de tekst een stille dood zou mogen sterven. Eerlijk is eerlijk; een soortgelijke boodschap in een dermate letterlijke tekst zou vandaag menig wenkbrauw doen fronsen. Muzikaal gezien kent het nummer dan maar weer weinig concurrentie, want draai het nummer drie keer en je hoort meteen waar Black Box Revelation al vijf platen lang de mosterd haalt.

Hoogtepunt: 00’01”. een riff en je bent verloren. Soms kan het gewoon zo eenvoudig zijn.

Beeld:
Jim Marshall

recent

Roncha :: Fleecedekentje Thuglife

Berichtje aan alle rappers van België: goed bezig. Onze...

The Gentlemen – Seizoen 1

De serie The Gentlemen was een paar jaar geleden...

Louise van den Heuvel :: Sonic Hug

Op Sonic Hug neemt Louise van den Heuvel de...

Adania Shibli :: Een klein detail

Deining op de Frankfurter Buchmesse afgelopen editie. Kort voor...

Maria Montessori

Tegelijk een feminist én een moeder zijn was geen...

verwant

Rolling Stones :: Hackney Diamonds

De Rolling Stones hebben nog eens een plaat gemaakt...

Enola Play EK Editie :: Dag 2. Devil Time!

Sportieve knakkers als wij zijn op de redactie van...

The Burnt Orange Heresy

Wat maakt kunst tot kunst? Waarom waren werken zoals...

Vinyl

Een serie over de decadente seventies van de platenindustrie...

The Rolling Stones :: Blue & Lonesome

Bompa’s finaal uitverteld te Chiswick. Zo hadden de koppen...

LAAT EEN REACTIE ACHTER

Schrijf uw reactie
Vul hier uw naam in