SPOT Festival :: 4-5 mei 2017, Arhus

Wat het hoge Noorden muzikaal tegenwoordig in petto heeft? Dat horen en zien we elk jaar op het showcasefestival SPOT. In het Deense Arhus toont het kruim van de Scandinavische pop en rock zich, en ook dit jaar bleken er meer dan krenten genoeg in de pap.

Vooraf toch een waarschuwing. Neen, deze artiesten staan niet op doorbreken. Daarvoor is de Deense markt, net als de Zweedse of Noorse veel te klein. Zoals het ook voor Vlaamse acts niet gemakkelijk is om buiten de landsgrenzen een stevige voet aan de grond te krijgen, zo moeilijk gaat het ook voor Scandinavische. Al helpt de overheid al wel eens een handje. Met Music Export Denmark heeft het kleine land tussen Noord- en Oostzee een potig bureau om pop- en rockbands een duwtje richting buitenland te geven, en ook SPOT Festival – waarnaar pers van over de hele wereld wordt overgevlogen – is een handig instrument om het woord te verspreiden. Raveonettes en Under Byen hebben er een carrière aan te danken, wie weet één van de ambitieuze jongeren vanavond en morgen dus ook. Wat ons betreft mag het, want er is geen reden dat enkel Amerikaanse of Britse acts onze aandacht zouden verdienen.

Vrijdag 4 mei

Van grunge naar Britpop naar goeie ouwe Duyster; of ze zijn in Denemarken al over de Oscar & The Wolfachtige R&Beatjes heen, of wij hebben ons parcours handig samengesteld. Gitaren boven, deze vrijdag,in elk geval. Al begint het met een stevige scheut soul, van op Groenland dan nog.

Ilang, een spring in’t veld van de ijzige vlakten, groeide immers op met een uitgebreide collectie Motownplaten, en dat valt te horen in zijn werk dat de vreugde van de eerste lentezon in zich draagt. Met een strot die Stevie Wonder echoot, brengt hij upbeat soulpop, meer vintage dan de gitaarversterkers van Lenny Kravitz. In “Over” pakt hij uit met een falset die Terence Trent D’Arby in gedachten brengt, de onbezorgde muziek ademt meer de frivoliteit van Bruno Mars, had hij nooit die Michael Jacksonfixatie gekregen.

Een potente band geeft Ilang een zetel om op het podium het publiek rond zijn vinger te winden. Hij staat nauwelijks achter zijn microfoon of het publiek mag al meezingen, “Testify” is een soulfunkbommetje waarin de Groenlander de volledige wendbaarheid van zijn stem mag tonen. Waarlijk een straffe opener, waar we maar één ding bij kunnen bedenken: deze songs verdienen meer kleur dan vier in rock-‘n-rollzwart uitgedoste Denen brengen. Het plaatje klopt nog niet helemaal, maar muzikaal valt er niets op af te dingen.

Uit de CocoRosieschool waar ook het Brusselse Faôn Faôn onlangs afstudeerde: Teenage Love. Anna Lidell kocht wat drumpads, prutste wat met elektronica, haar New Yorkse vriendin Katy Gun bracht haar viool mee, en met één stem elks werd weer iets in elkaar gedraaid wat je met wat goeie wil ‘knutselpop’ kunt noemen. “Life Is Short Make A Mess” doet wat aan de Neue Deutsche Well van Doraus & Die Marinas denken, “U Can Touch Me” is quirky elektropop. Allemaal best charmant, en een zeemzoet gezongen lyric als “Eat your Ben & Jerrys” is geinig, maar echt memorabel is het nu ook niet.

Ook meer belofte dan al gearriveerd: Mira Aasma, of ook wel het “Het Zweedse antwoord op Aurora”. De jonge blonde beschikt nu al over een gouden strot die haar oververhitte vergelijkingen met Florence Welsch heeft opgeleverd – onzin, deze loeit gelukkig minder dan het machien — maar staat nog zwak in het songwritingdepartement. “Mirrors” is een goed, bozige nummer over de dwingende druk van de ideale lijven, maar verder wordt teveel gemeanderd en ingezet op ijle sfeerzetterij om echt indruk te maken. En daar helpt ook die late explosie in afsluiter “Into The Wild” niet aan. We zouden er in haar plaats niet van wakker liggen. Wie op negentien jaar al zo’n stem heeft, komt er wel, en op plaat klinkt het allemaal veel strakker.

Zijn we op de luchthaven de teletijdmachine binnengestapt in plaats van het vliegtuig? Wie Slǿtface aan het werk ziet, gaat twijfelen of het niet 1993 is. Als zetten Throwing Muses en Breeders nog steeds de toon, botsen pop en grunge met elkaar in fijne songs die vervaarlijk bijten en klauwen. Frontvrouwe Haley Shea pakt met haar zorgeloze attitude het podium in, maar haar stem blijkt toch net iets te weinig performant en eigen om tegen het potige bas- en gitaargeweld op te tornen. Net terug van een korte Britse tour staat de band wel strak op elkaar ingespeeld in de Voxhall, en dat trekt ons uiteindelijk over de streep. We willen Slǿtface nog wel eens aan het werk zien bij ons, bij voorkeur in een kleine betonnen kelder waar het zweet van de wanden druipt.

Het lijkt daarna even moeilijk om te vertragen en in de juiste mood te raken voor klassieke folk, maar Gurli Octavia heeft niet meer dan één nummer nodig. De “nieuwe jonge belofte van de Deense folkscene” heeft een heldere stem die doet denken aan Alisson Kraus, en ze heeft de durf om die ook te gebruiken. Aangevuld met een talent voor mooie weemoedige melodieën in de Britse folktraditie, weet ze de kleine Kammermusiksalen muisstil te krijgen. Een song die waarschijnlijk “Anywhere But Here” heet zorgt voor kippenvel, “Storm” is een prachtige “treurwilg”, en “You Lay Low” heeft iets bezwerends. Hulde ook voor de band, overigens, die de songs piekfijn weet in te kleuren met nu eens spaarzame gitaar en toetsen, dan weer het juiste minimalistische drumwerk en toetsen. Als Gurli Octavia geen pracht van een debuutplaat maakt binnenkort, eten wij iets op. Iéts!

Alweer een sterke stem vanavond: Lasse Matthiessen. Deze jonge Deen pendelt tussen Berlijn en Kopenhagen, en dat reizen voel je in zijn weidse songs waar de wind van de grote Deense velden doorheen waait. De echoknop krijgt een stevige knop naar rechts, de gitaren galmen mooi hun eigen melodieën op zijn Real Estates, en Matthiessen maakt het af met een mooie vertelling. Het valt wat dood in een nog niet eens halfvol gevulde Atlas, en dat is onterecht. Matthiessen heeft immers genoeg in zijn mars.

“Holy fucking shit!” Dat zegt een Deen dus als hij onverwacht moet aanschuiven voor wat blijkbaar de hype van het moment is. Gelukkig is de jongeman achter ons nog net op tijd binnen in de Voxhall om het begin van Communions mee te pikken. Blijkbaar is de britpop van dit viertal in Denemarken wel goed binnengekomen, want de zaal zit afgeladen vol. Is dat terecht? Afgaand op debuut Blue wel, maar op Eurosonic, eerder dit jaar, wist de band live niet echt te overtuigen.

Ook vandaag start sloppy, met die Madchesterbeat van “Forget It’s A Dream”, en de shoegaze van “Summer’s Oath”, maar vanaf een jachtig “Come On, I’m Waiting” schiet de vlam in de pan. En blijft de stem van Martin Rehof een zwak punt en glijdt hij vanavond soms helemaal uit, dan is het opnieuw gitarist Jacob van Deurs Forman die de held van de avond is. Heerlijk gitaartje in dat oh zo euforische “She’s A Myth”, en mogen we hem voor zijn werk in “Eternity” de Johnny Marr van Kopenhagen noemen? Des te frustrerender dus, dat de groep er na krap drie kwartier alweer de brui aan moet geven, tot wanhoop van het ondertussen enthousiast dansend en zingend publiek, en ook de band lijkt daar niet helemaal gelukkig mee. Met een gordijn dat ongenadig dichtschuift is er helaas geen ruimte tot onderhandelen: wie Communions in volle glorie wil zien, moet op zestien mei maar afzakken naar de Botanique.

Waalse vrienden tegen het lijf gelopen, en dus loopt ons strak opgelegde schema wat averij op. De smaak van naar apotheekspul ruikende shotjes moet verdreven worden met een nieuwe pint, we belanden van de club Radar dan toch in de Lille Sal — ons Deens staat met elk glas wat meer op punt – van het Musikhuset, en zo krijgen we als afsluiter het ongelukkig genaamde Stella Lugosi voor de kiezen, dat onuitgesproken laat weten het verscheiden van Duyster nog altijd te betreuren. “Gospelgrunge” is de zelfgekozen genrenaam, en dat is niet eens zo ver van de waarheid. Een PJ Harveygitaar wordt afgewisseld met piano en vooral een harp, en de band achter Anna Bergval zorgt voor de gepaste, dromerige inkleuring. Het heeft de tanden van Anna Calvi, maar bespaart ons het theater dat de felrode lippenstift van die laatste meebrengt. Hier geldt het omgekeerde dan voor SlÇ¿tface en Mira Aasma: live beter dan dat schaarse nummer op Spotify.

En dan gaan we dansend de nacht in met de mallerds van BaBa ZuLa die het Rhythm & Hybrid-festival vandaag afsluiten. Geen Denen, maar Turkse Flaming Lips die zonder enige drugs in hun kas het Ridehuset naar hogere psychedelische sferen stuwt. Alsof Sultan Erdogan dat allemaal zou goedkeuren worden de drones van elektrische saz en de darbuka gepaard aan hedendaagse elektronica, een opzwepend feestje is het resultaat. Rond ons zien we Deen en allochtoon samen uit zijn dak gaan, en we bedenken: als de multiculturele wereld er zo uitziet en klinkt, doen ons er dan nog maar eentje. Morgen, misschien?


Zaterdag 5 mei

Is zo’n showcasefestival altijd een beetje kaf van het koren scheiden, dan maakt Spot het dit jaar wel héél gemakkelijk. Gisteren het koren, vandaag rest het treurige kaf. Dag Twee leverde ontstellend weinig op, en dus moesten we wel onze toevlucht zoeken tot het verre Oosten om toch maar iets van feestvreugde te vinden.

Het begint nochtans met een fijn weerzien. Drie jaar geleden maakte Get Your Gun met The Worrying Kind onze plaat van 2014 (al kregen we dat pas in 2015 door), een tweede staat eindelijk in de steigers, en het blijkt dat we ons aan een nieuwe band mogen verwachten. Met een extra man op toetsen, neemt de groep een stapje terug en ruilt het de agressie van “Black Book” en “Call Me Rage” in voor méér doem. Een half uur lang weigeren Andreas Westmark en de zijnen achterom te kijken. Enkel nieuwe nummers worden geserveerd en die onthullen nog meer invloed van Sixteen Horsepower en vooral de vroege Bad Seeds. De gitaar hakt, de drum explodeert, Westmark preekt hel en verdoemenis. Dit is meer van hetzelfde, maar anders. Dit is goed. Dit belooft veel voor oktober. Laat die tweede plaat maar komen.

Waarna het ploeteren wordt. Mono Mono brengt op een sfeerloze bovenverdieping soft bubbelende elektronica waar sax en zang overheen gaan. Liftmuziek die het foutste van triphop in herinnering brengt, en onze Waalse compagnon weet ons maar net van de reling van het balkon weg te trekken. Beter is het Zweedse ShitKid; het soort kraakpandvuiligheid dat laat zien dat ook Malmö een boeiende onderbuik heeft. “Oh Please Be A Cocky Cool Kid”, pleit Ã…sa Söderqvist over de beats die een vriendin uit haar laptop haalt, en ze balanceert een bierblikje op haar hoofd. Ze zingt het zoals ze gitaar speelt: met een desinteresse voor alles, inclusief toonladders. Het is punk, zoals A.R.E. Weapons meer dan een decennium geleden in New York waren. En zo hoort het: België heeft geen nood aan ShitKid, maar aan zijn eigen SchijtKind om de boel een klein beetje op stelten te zetten.

De verkeerde keuzes blijven ons vervolgens parten spelen. The Enormous Sea heeft heel goed naar Pearl Jam geluisterd, en jakkert met een rotvaart door zijn set, maar heeft vergeten dat een half stukje “State Of Love And Trust” en een brugje van “Porch” pikken niet volstaat. Songs met smoel en pit ontbreken, en dat blijkt ook bij het hondspopulaire Mantua een probleem. Nochtans een project met pedigree.

Stel u het moment voor dat Johannes Verschaeve van The Van Jets, Lies Lorquet van Mintzkov en Bert Ostyn van Absynth Minded elkaar op een feestje ontmoeten en besluiten samen een bandje te beginnen; zo ging het voor Silas Bjerregaard van Turboweekend,Jens Skov Thomsen van Veto en Matte Aarup-Sørensen van Dúné, drie muzikanten die met hun bandjes het Deense muzikale landschap van de jaren nul hebben gekleurd. Van het publiek krijgen ze dan ook een open doekje, maar wij horen door die status enkel voorspelbare middle of the roadpop die snel doorgespoeld moet worden.

Met meer pop? Welaan, dan. The Rumour Said Fire lokt een massa volk, en pakt uit met het soort gladde meerstemmige pop die ze aan de Westkust van de Verenigde Staten in blik verkopen. Beetje overbekend dus, maar deze groep doet het met gusto. Songs als “Out Of The Way” en “Chimaera” worden luidkeels meegezongen, maar van op een afstand denk je vooral “zonder reuzenhit overstijgt The Rumour Said Fire nooit dit Jutland.”

We zijn ondertussen de wanhoop nabij. Met Mattis blijken we dan toch die ene Deen te hebben gevonden die ook door de R&B-golf is meegeslaapt en dat combineert met slaapverwekkende synthpop die even naar Woodkid knipoogt, maar niet op een goeie manier. Children brengt dan weer stonerrock met veel te veel pose, en van The New Family krijgt één iemand in ons gezelschap spontaan een lachstuip. Dat krijg je als je jezelf met de ernst van een sekte in smetteloos wit uitdost en pathetische folk brengt.

Kortom; we geven op. Gisteren was goed genoeg, we onthouden vooral Ilang en Gurli Octavia, en als Spot voor de rest dan toch om kermisbeats of pathos moet draaien, laat het dan die van Omar Souleyman zijn, bij de buren van het Roots & Hybridfestival. Moet nie Weni Weni, moet nie treurnie: met de Syrische huwelijkszanger is het altijd feest, en dat hadden we nog even nodig. Versta ons niet verkeerd: dit was een goeie editie van Spot, maar het evenwicht zat even fout. Misschien maken we volgend jaar betere keuzes.

Beeld:
Henrik Friis en Mathias Bak Larsen

aanraders

verwant

Het Deense SPOT-festival meet de muzikale temperatuur op in Noord-Europa

SPOT, een jaarlijks terugkerende tweedaagse in de Deense studentenstad...

SPOT-festival :: 25 kaarsjes en elf redenen om de laatste editie te onthouden

SPOT, zowat het belangrijkste showcasefestival in Noord-Europa, was het...

recent

Masters of the Air

Toen begin deze eeuw Band of Brothers verscheen, sloeg...

Fontaines D.C. :: Starbuster

Fontaines D.C. for the bigger and bolder: vierde album...

Manu Chao

16 april 2024Het Bau-Huis, Sint-Niklaas

Morrissey wilde op de Lokerse Feesten geen paardenworst, Manu...

Civil War

Nog voordat iemand de film gezien had, veroorzaakte Alex...

Animalia

Het MOOOV-filmfestival biedt een staalkaart van het beste uit...

LAAT EEN REACTIE ACHTER

Schrijf uw reactie
Vul hier uw naam in