In 2014 deden Dave Douglas en Uri Caine eindelijk wat er eigenlijk al meer dan twintig jaar zat aan te komen: een duoplaat maken. Voor Present Joys putten ze uit de ‘Sacred Harp’-traditie: koormuziek uit de achttiende eeuw die ze een hedendaagse invulling gaven. Gisteren kwamen ze dat live overdoen in Gent.
Daarvoor speelde het duo compleet akoestisch en probeerden ze er een huiselijk sfeer van te maken door ook de zaallichten niet helemaal te dimmen. Maar wie klakkeloze uitvoeringen verwachtte van de stukken op Present Joys (die daar zowat allemaal tussen de drie en vijf minuten zaten), die werd vast verrast door het openingsluik, waarvoor de twee een goed half uur ononderbroken speelden. Je hoorde een paar van de oude stukken passeren waar ze zich op gebaseerd hadden, maar het had nu meer van een kamerbreed muzikaal wandtapijt. “Soar Away” werd geïntroduceerd, binnenstebuiten gekeerd en terzijde geschoven om een hele tijd later opnieuw op te duiken in een medley die op de tast uitgevoerd werd.
De charmante, eenvoudige melodieën waren gebleven, maar Douglas en Caine vatten een associatieve route aan, die hen het ene moment leek te voeren langs het terrein van de devote hymnes, maar even later leek het wel iets te hebben van de Tin Pan Alley-stijl, of singer-songwriters als Randy Newman en David Ackles, die ook wortels hebben in een theatrale traditie. Douglas en Caine wentelden acrobatisch rond elkaar; het ene moment op parallelle paden, maar soms ook zo ver als het elastiek hen toeliet om uit elkaar te gaan. Het fragiele, elegische van “Supplication” passeerde ook, maar je had geen tijd om ontroerd te worden, want voor je het stuk goed en wel herkende waren ze alweer een gedachtegang verder. Het was herkenbaar, maar ook onvoorspelbaar. Alsof ze een legpuzzel van 500 stukken op tafel gegooid hadden en het boeltje vervolgens op een afwijkende manier in elkaar pasten. Met nog eens 500 nieuwe stukken erbij. En een flard “Für Elise”.
Eigenlijk niet zo’n evidente kost, misschien zelfs een beetje taai door het gebrek aan houvast, maar daar zou de rest van het concert verandering in brengen, want de volgende composities werden netjes afgelijnd. Voor “Ham Fist” werd het zoekende en folkachtige ingewisseld voor een meer staccato stotende aanpak, waarop Douglas even slepend als gebald soleerde. Regelmatig met traditionele frasen en tics waarmee volop naar de traditie geknipoogd werd. Ze haalden nog een trage hymne boven, waarin Caine ook uitgebreid mocht soleren. Frequent dik aangezet, op het randje van het romantische, maar zonder te vervallen in kleffe sentimentaliteit. Soms was Caine wel een zeer actieve gesprekspartner, met momenten die naar het bombastische neigden, als wilde hij ondanks het vrij primitieve bronmateriaal toch bewijzen dat hij beschikt over een schier eindeloze bagage.
“Old Putt” was ook helemaal een showtje voor Caine. Douglas floot enkel door en langs z’n mondstuk en iets later passeerde een flard uit Sonny Rollins’ “St. Thomas”. Voor het duo afrondde met de titeltrack van hun album, werd ook even stilgestaan bij de barbaar die momenteel het Amerikaanse politieke strijdtoneel bepaalt. De imbeciele patser werd veelzeggend niet bij naam genoemd. In plaats daarvan deed Douglas een oproep om te blijven strijden voor cultuur, onderwijs en toenadering. Een oproep die niet kracht bijgezet werd met geweld, maar een compositie die ondanks z’n afkomst uit een vrij hardleerse traditie (veel van de songs verhaalden over de doemscenario’s die zondaars te wachten stonden) ook een viering van het leven kon zijn. “Present Joys” leek doordrongen van een forse brok Amerikaanse muziekgeschiedenis, maar was vooral ook een uitbundige ode aan de muzikale dialoog en een innemend einde van een sterk concert, dat door een toegift de grens van anderhalf uur overschreed, maar eigenlijk geen seconde verveelde.