Vergeet de Dan Mangan die je (misschien) kent, flikker de meezingbare deuntjes uit zijn drie vorige albums uit je hoofd en zet met een maagdelijk verwachtingspatroon nummer vier op. En nadien nog eens, want de onverwacht grimmige trip geeft haar ware karakter niet in een-twee-drie prijs.
Dat zijn vaste begeleidingsband nu ook in de studio mocht meedoen en Dan Mangan dus Dan Mangan + Blacksmith geworden is, verraadt al dat de ambitie verder rijkt dan bij de drie platen die Mangan onder zijn eigen naam uitbracht. Met Club Meds verlaat hij het smalle, pittoreske paadje van de eenzame singer-songwriter en trekt hij de grote steenweg op. In een louche rammelbak, maar met een stevige band die de weg wijst op de achterbank.
Aan mooie woorden van de pers ontbrak het de bariton uit Vancouver nochtans niet, maar toch kon hij met Nice, Nice, Very Nice (2009) en Oh Fortune (2011) buiten zijn thuisland en de States nooit echt potten breken. Folknummers van het meest onschuldige soort bleken Mangans vakgebied, met hier en daar een dikke 9 op 10 voor meezingbaarheid — “Robots” spant daarin moeiteloos de kroon. Genoeg leuks om makkelijk mee te surfen op de golf van nieuwe folk die het de voorbije jaren zo goed deed. Maar boven die golf uitsteken, dat bleek een pak moeilijker. Een pauze van enkele jaren, waarin Mangan ook nog eens vader werd, deed ‘m nu een ferme snok aan het stuur geven.
En dus is het basta met de brave troubadour. Samen met Blacksmith verkent Mangan nu de obscure uithoeken van zijn muzikale spectrum, die hij tot nog toe goed verborgen had gehouden. Met een karrenvracht aan extra gitaren, drums, synths, blazers en loops, samengesmolten onder een bijwijlen stevige laag reverb, blaast hij een nieuwe wind door zijn eigen oeuvre. Een wind die grauw, donker en onvoorspelbaar is. Het product van al die factoren is een turbulente en nevelige klomp prog rock geworden, die weinig fans van het eerste uur zagen aankomen.
Nee, van overdreven veel hitpotentieel kun je Club Meds niet beschuldigen. Enkel de pure popsong “Vessel” — niet toevallig de eerste single — zou niet misstaan op de grote radiozenders. Daar trekt Mangan even alle vocale registers open om zo dicht mogelijk bij Gotye uit te komen, zo lijkt het. Wie trouwens de cameo van Dave Grohl op de achtergrond (de “Stop! Wait!”) herkend had, mag zichzelf met recht en reden high-fiven.
De overige 43 minuten duikt Club Meds het halfdonker in en is de stem van Mangan niet langer de enige hoofdrolspeler. De steeds dichterbij kruipende wall of sound van “Offred”, het spookachtige gitaarspel van “Kitsch”, de naar The XX knipogende weemoed van “War Spoils” … een voor een halen ze de stem van Mangan een rij naar achter. “Pretty Good Joke” werd geboren in de schemerzone tussen melodie en chaos, tussen jolijt en weemoed waar ook de roots van Beirut liggen, terwijl “Mouthpiece” net zo goed op In Rainbows had kunnen staan.
Af en toe houdt Club Meds de herinnering aan voorganger Oh Fortune enigszins levend, zoals op het zwierige “Forgetery”, maar het is duidelijk dat Dan Mangan even afscheid neemt van de hapklare popsongs. Met dank voor bewezen diensten wellicht, maar ook met een trio muzikanten naast zich dat ervoor zorgt dat hij niet meer achteruit kijkt.