Geen paniek: ook wij hadden tot voor kort nog niet gehoord van Swamb. De nieuwe band, die geleid wordt door de Nederlandse gitarist/componist Gersom Raams, laat echter een mooi geluid horen dat de werelden van jazz en pop met vanzelfsprekend gemak aan elkaar koppelt.
Opmerkelijk is ook dat Raams werkt met twee verschillende bezettingen, die in de loop van de tien songs op deze titelloze plaat voortdurend haasje-over mogen spelen. In het eerste kwartet zitten naast Raams en toetenist Niels Broos (die hier vanalles bespeelt tussen piano en analoge synths) ook bassist Sven Happel en drummer Mark Schilders. In de tweede bezetting krijgen Raams en Broos het gezelschap van hoornspeler Morris Kliphuis en percussionist/drummer Frank Wienk. Het eerste kwartet nestelt zich iets dichter in de nabijheid van de rock/pop, het tweede neigt, misschien niet zo verwonderlijk gezien de aanwezigheid van Kliphuis, iets meer naar de jazz. Vingerknipspul moet je echter niet verwachten, en subtiliteit blijft voor beide bands het sleutelwoord.
Ben je op zoek naar heftig snarengetrek met vette vervormingen en excentriek gespetter à la Ribot & co., dan ben je hier ook aan het verkeerde adres. Raams is een stilist met een gestroomlijnde, veelal ingetogen stijl, wat niet wegneemt dat hij duidelijk ook z’n weg weet met fusion-gerichte songs (“BaddaBing”) en kringelend gepingel (het prima getitelde “Schuddebuiken”). Maar er schuilt ook wel meer in: opener “Gitano” flirt zo met de meer ingetogen vleugel van de postrock, zeker als de gestage ritmes en synth hun intrede maken en het stuk een rollende groove ontwikkelt. Echt losbarsten doet het nooit, en het zou best nog wat vettiger mogen, maar dat Raams consequent vermijdt om naar die aangedikte pool uit te schieten, strekt hem ook weer tot eer.
Hier en daar blijft het allemaal erg kaal en sober (“Attah”), waardoor je onvermijdelijk aan de Noorse school gaat denken. Maar het begin van “Fade In” herinnert dan weer aan het tussen dagdromerij en surrealisme twijfelende werk van Robert Wyatt, dat gaandeweg transformeert in een atmosferisch gitaarpopnummer. De stukken van de tweede bezetting hebben iets minder dat atmosferische en zoeken de ingetogenheid op door een prominenter gebruik van percussieve elementen en de knappe, soms verleidelijk zingende bijdragen van Kliphuis. Die laat hier, net als tijdens het concert van Michiel Braams Hybrid 10tet, waarin we hem eens zagen, horen dat hij dat aartsmoeilijk te bespelen instrument als weinig anderen in deze contreien beheerst.
Als in “Turn” even de kosmische toetsen eens opduiken, is het wel jammer dat die niet nadrukkelijker ingezet worden. Het zou tot een eclectische melange kunnen leiden die een straffer statement zou kunnen maken. Anderzijds krijgt je met het compacte “Omul” een mooi, folkachtig stukje voor de voeten geworpen, en laat afsluiter “Coolhaven” een modern en inventief geluid horen dat de dromerigheid van het voorgaande combineert met nadrukkelijker weerwerk van toetsen en expressief blaaswerk van Kliphuis. Dit soort spul had er best nog wat meer in mogen zitten.
Echt verrassen of overrompelen doet Swamb dus niet, maar het is wel een plaat die de aandacht bij de les houdt, een coherentie bezit die wijst op Raams’ talent als componist, en een sound heeft die verder ontwikkeld mag worden, met beide bezettingen. Of waarom al dat volk niet eens bij elkaar gooien en vrijspel geven?
Het artwork is van Elton Eerkens, met wie Raams ook samenwerkt als Project Oost. Enkele resultaten daarvan zijn ook terug te vinden op de website.