Oost en West, Noord en Zuid, klassiek en volksmuziek, blank en zwart, akoestisch en elektronisch: uitersten en tegengestelde werelden vinden altijd wel een gemeenschappelijke basis zodra de vonk die nodig is om het project op gang te trekken gevonden wordt. Op Amanké Dionti, het tweede album van het duo Cissoko & Goetze, worden warme volksmuziek en geluiden uit de meditatieve jazz aan elkaar gekoppeld met soms bedwelmende resultaten.
Cissoko is niet alleen een uitstekende zanger met een licht breekbare, melancholische stem, maar ook begenadigd koraspeler en hij hanteert dat 21-snarige instrument, te situeren tussen een harp en een luit, met vanzelfsprekend gemak. Goetze is dan weer een naar New York uitgeweken Duitse trompettist. In 2008 leidde het al tot Sira, dat quasi spontaan tot stand kwam. Aan Amanké Dionti ging een langer proces vooraf, al heeft het nergens de organische samenhang van de muziek in de weg gestaan, want die is dominant van voor tot achter.
Eerder dit jaar zagen we een fantastisch concert van de Palestijnse oud-speelster Kamilya Jubran en de Duitse trompettist Werner Hasler. Ook daar werkten de culturen en muzikale achtergronden perfect samen. Hier gaat het er iets minder experimenteel aan toe, vooral door de afwezigheid van de elektronica, maar het samenspel is al even complexloos, ook al wordt soms geflirt met de grenzen van de licht verteerbare wereldmuziek.
Een prachtig stel songs aan het begin van de plaat doet echter alles scepsis varen. Als het voorzichtig ontvouwende “Kana Maloundi” al een stuk is dat zowel beelden van een verweerde woestijn als een fragiele natuur laat horen, dan wordt dat nog eens verder gezet in het titelnummer, waarin Cissoko de kora met opmerkelijke fijnzinnigheid bespeelt. Soms lijkt het wel op de sfeer die je op sommige van Ry Cooders mijmerende platen terugvindt. Het heeft die combinatie van openheid en ingetogenheid, tijdloze melodie en universele melancholie. Een song die de aanschaf rechtvaardigt.
Daarna heeft het album moeite om die piek te herhalen, met een paar songs die een wat anoniemer gedaante aannemen, al blijft het een lesje in sierlijke esthetiek die niet kan wegsteken dat deze songs niet alleen onschuldige boodschappen uitdragen. Is het titelnummer al een aanklacht tegen een verborgen praktijk van slavernij in Senegal, dan predikt “Togna” een boodschap van respect en tolerantie en blikt “Haïti” niet alleen terug op de verschrikkelijke ramp die er plaatsvond, maar ook de politieke excessen en corruptie die het achterliet in zijn spoor.
Het album wordt in twee helften verdeeld door het instrrumentale scharnierstuk “Silo”, maar de indruk die zal blijven nazinderen als een sluiermist is er eentje van serene ingetogenheid, met zowel hoopvolle als treurige momenten en een eerbetoon aan de eenvoud en universele impact van muziek. Op zo’n moment is dat wereldmuzieklabel ook maar wat het is: een label voor wie denkt in tegenstellingen. Amanké Dionti is gewoonweg een mooi album.
Het album bevat als bonus nog een videofragment uit de documentaire Griot, die werd gemaakt tijdens de opnames van Sira.