Begin januari bestempelden we Two Door Cinema Club nog als tip voor 2010. Met het hart bij Phoenix en Vampire Weekend bewijzen ze dat die titel niet helemaal gestolen is. Maar of de Noord-Ieren met hun debuutalbum potten gaan breken, blijft de hamvraag.
Een debuut met de perfecte zomerdeuntjes dat net op het goede moment in de rekken ligt. Het zou ons zelfs niet verbazen mochten de vogels de komende maanden “I Can Talk” nafluiten: zo catchy en aantrekkelijk is de pretpop van Two Door Cinema Club. Net als Summertime! van The Drums is Tourist History een plaat die met zijn kleurrijke pop het positieve in het leven aanhaalt en zich nog het liefst van al laat beluisteren bij een licht briesje en een felle zon, achteruitliggend op het gloeiende zand van een mystiek strand.
”Next huge thing” — inclusief Frans accent zowaar — sloot een liverecensie van het Noord-Ierse trio in een Frans magazine af. Met open armen worden ze in Frankrijk onthaald, alsof Two Door Cinema Club de nieuwe Messias is die de hoofdstad betreedt. Deels doordat ze danig hard naar de Parijse electropopscène neigen, anderzijds omdat het Kitsuné label hen onderdak aanbood in zijn hippe stal. Maar meer dan een goede seizoensplaat is Tourist History helaas niet geworden. Dansbaar en meezingbaar dan weer wel, maar een wereldtopper?
Het overtuigende debuut album en de livereputatie zijn er, maar die voorspelde doorbraak zit er echter niet meteen aan te komen. De groep slaat nochtans de goede weg in met een lokkertje als “Cigarettes In The Theatre”. De gitaarriffs doen denken aan een hypnotisch Foals, de drumcomputer à la Phoenix klinkt ook als het werk van een losgeslagen ADHD-kind, maar de zang die even nichterig overkomt als het verzamelde oeuvre van Owl City schrikt dan weer af. En zo klinkt Tourist History in z’n geheel: telkens dezelfde formule, steeds met een andere wending, maar tot onze vreugde toch zo aanstekelijk.
Niettemin verzuipt Two Door Cinema Club meermaals in zijn jeugdig enthousiasme. Denk aan “Eat That Up, It’s Good For You”, waar de pijnpunten nadrukkelijk bloot komen te liggen: te veel glam en effecten zijn van die kleine doodsteken die het niveau van Tourist History naar beneden halen.
Het blijft echter niet bij deze detailkritiek; het probleem is dat Two Door Cinema Club net als Willow tijdens de jongste Rock Rally de indruk geeft een Bloc Partycoverband te zijn in plaats van een originele popformatie. De lichte gitaren en verfijnde elektronica beginnen te vervelen en naarmate de plaat eindigt, vragen we ons af of dat liedje al niet eens gepasseerd is. Want de laatste drie liedjes op Tourist History halen verre van het niveau van Two Door Cinema Club op zijn beste momenten.
Maar eerlijk? Bij een song als “Come Back Home” halen we overtuigd de loftrompet boven. Dit soort songs verplicht ons om de dansschoenen uit de kast te halen en ons volledig te laten gaan. Ook “Undercover Martyn” getuigt dat Two Door Cinema Club een neus heeft voor potentiële radiohits, die zowel jeugdigheid uitstralen als de volwassenheid die Phoenix op Wolfgang Amadeus Phoenix kenmerkte. Zeker als “Something Good Can Work” de revue passeert beseffen we dat het met Two Door Cinema Club toch goed kan aflopen; het gaat hen goed af, die seutenpop met een hoog rockgehalte.
Maar laten we toch niet te hard van stapel lopen; Two Door Cinema Club zou wel eens groot kunnen worden, maar dan wel met een volgend album. Voorlopig hangt de groep aan de staart van de kopgroep waarin Phoenix, Vampire Weekend en Bloc Party het voortouw nemen, maar we zijn er zeker van dat de jonge wolven nog een versnelling in de benen hebben.