DOSSIER 1969 :: ‘Stand’ van Sly And The Family Stone :: Het zwarte ontwaken

Als de sixties ter sprake komen, zijn beelden van extravagante gitaarhelden en beatleskapsels onvermijdelijk. Maar soms vergeten we daarbij die andere bekende geluiden. Dit is het verhaal van zo’n band die beide werelden, blank en zwart, rock en soul combineerde en de wereld een opwindend funkgeluid schonk, alvorens roemloos ten onder te gaan.

Tegen ’69 was het pijnlijk duidelijk dat alle hoop die de Summer of Love naar de wereld (en vooral de Amerikaanse samenleving) had willen brengen, zou uitlopen op een sisser. Een oorlog die maar bleef aanslepen en het land polariseerde, maar vooral ook een bevolkingsgroep die na de moorden op haar grootste pleitbezorgers nog steeds in de kou bleef staan. Afgeschafte rassenwetten ten spijt was het voor de zwarte bevolking nog altijd quasi onmogelijk om rond te komen in het getto. De bom ontplofte onvermijdelijk: op de tonen van Martha And The Vandella’s "Dancing In The Street" begon de Motor City, Detroit, op 23 juli 1967 zo hard te branden dat de Nationale Garde nodig was om het vuur uit te doven. Predikant Martin Luther King werd begin 1968 brutaal monddood gemaakt, en de gewelddadige oproep van de Black Panthers werd steeds aanlokkelijker.

Het waren die grimmige gebeurtenissen die de zwarte muziekindustrie, die zich tot dan toe vooral op een jonge, blanke markt gericht had met versuikerde popsingeltjes uit de Motownhitfabriek van Barry Gordy en zo de hitlijsten gedomineerd had, deed inzien dat ze risico’s moest nemen, haar steentje moest bijdragen en, zoals Sam Cooke’s "A Change Is Gonna Come" al aankondigde, het sociale potentieel dat haar muziek had ten volle moest gebruiken. James Brown nam zoals gewoonlijk het voortouw: "Say it loud, I’m black and I’m proud!", zo klonk het agressief uit de hoek van Soul Brother #1. Curtis Mayfield hield het op een hoopgevend "People Get Ready" met zijn Impressions. En ook de verlieslatende Motownmogul Gordy besloot op de kar te springen: Diana Ross And The Supremes tackelden het gevoelige onderwerp van onwettige kinderen in "Love Child", en zelfs de Temptations (ja, die van "My Girl") begonnen zich onder de impuls van muzikale en sociale veranderingen in een funkier geluid te beklagen over de mistoestanden, met de stomende singles "Cloud Nine" en "Ball Of Confusion".

De katalysator voor dat nieuwe, verfrissende geluid, met een des te frissere boodschap, kwam voor de verandering eens van de Westkust, en niet van het stoffige Midwesten. Sylvester "Sly" Stone, een dj en platenproducer uit San Francisco, en zijn broer Freddie smolten hun respectievelijke bands eind ’66 bijeen tot Sly And The Family Stone. Sly zorgde voor de ware hutsepot aan invloeden in de band: onder zijn inspiratie werden James Brownfunk, Motownpop en Stax-soul, gospel en psychedelische rockmuziek in de blender gegooid. Het resultaat was ongehoord en extreem vernieuwend: The Family Stone werd tijdens de Summer Of Love een energetische funkpletwals op het kruispunt tussen rock en soul, die met volksverheffende liveshows en knotsgekke psychedelische outfits het zwarte en blanke publiek bijeenbracht. "Dance to the music!" schreeuwde Cynthia Robinson in hun eerste hitsingle (’68), een bevel dat maar al te graag opgevolgd werd.

Op de funky tonen van hun nummers preekte Sly Stone van achter zijn elektrisch orgeltje peace, love and understanding en vooral gelijkheid aan het volk. De groep uit de stad van de Golden Gatebrug was dan ook het ideale posterkind voor zo’n boodschap: niet alleen bundelden ze verschillende rassen in hun band (saxofonist Jerry Martini en drummer Gregg Errico waren blanken), ook beide geslachten waren even actief, en de vrouwen in de band speelden een instrument in plaats van enkel schoon te staan wezen op de achtergrond. Geen wonder dat hun volgende single, "Everyday People", diezelfde boodschap verspreidde.
"Different strokes for different folks" klinkt het in het uptempo soulpareltje, dat geheel terecht hun eerste nummer éénsingle werd. Het was dan ook uitkijken naar de plaat die hen naar het sterrendom zou lanceren.

Met Stand! loste de groep alle verwachtingen in, en overrompelde ze de muziekscene: het was een excentriek meesterwerk dat bol stond van het optimisme, luisteraars bedolf onder heerlijke funknummers en er tegelijkertijd voor pleitte om een hand uit te reiken naar de ander. Titelnummer "Stand!" verkondigt met gemeend vertrouwen "There’s a midget standing tall / and a giant beside him about to fall". De refreinen van "I Want To Take You Higher" en "You Can Make It If You Try" duwen zichzelf willens nillens naar hogere sferen. Het van wah-wahgitaar en wazige funk bolstaande "Don’t Call Me Nigger, Whitey" verkondigt zo lang dezelfde slagzin dat het vanzelf een anthem wordt, en de jam "Sex Machine" kan de strijd aan met het meest psychedelische van Jimi Hendrix. Het prachtige "Somebody’s Watching You" dient als de ademstokkende ballad die het obligate omtovert tot het aangename.

Het was de geboorte van een nieuw genre: psychedelic soul deed haar intrede en bracht de typische Motownsound de doodsteek toe. De Temptations wonnen er hun Grammy mee, terwijl ook andere groepen zich lustig lieten inspireren door het rauwere, energieke wah-wahgeluid en de inspirerende boodschap; zelfs Miles Davis zag erdoor het licht. Ook de groep zelf plukte er de vruchten van: de plaat verkocht drie miljoen stuks, deed een hele rits singles in de Billboard belanden, en bracht hen een plaats bovenaan de affiche van het Woodstockfestival, waar ze op de tweede dag tot de ochtendstond een half miljoen mensen in beweging brachten en het beste feestje van het festival bouwden.

Het succes was, zoals dat dan clichématig gaat, echter van korte duur: de relaties binnen de groep verslechterden, radicale figuren rond Sly probeerden de band in een zwartere koers te duwen en de verhuis naar Los Angeles eind 1969 bracht een karrenvracht cocaïne binnen in de wereld van de Family Stone. De revolutionaire single "Thank You (Falettinme Be Mice Elf Again)", waarin Larry Graham voor het eerst de slapbastechniek gebruikte, was een agressieve lap funk waarin de groep voor het eerst haar lieflijke imago van zich afgooide. Stone zelf bracht het jaar daarop het merendeel van zijn dagen door met snuiven, werd steeds onhandelbaarder en huurde een bende gangsters in om zijn zaakjes af te handelen. De succesvolle verzamelaar Greatest Hits werd uitgebracht om de fans te sussen die schreeuwden om nieuw materiaal. De stilte was moordend; elk soort momentum dat Stand! had opgebouwd, smolt weg als sneeuw voor de zon.

Wanneer de Family Stone in ’71 terugkwam, was niets meer hetzelfde. Het door Sly Stone haast volledig zelf opgenomen There’s A Riot Goin’ On klonk als de ideale soundtrack voor de verpauperde en door drugs verlamde straten van de Amerikaanse grootsteden, een apathische feestplaat die in zijn warme fuzztonen alle wanhoop, ontgoocheling en uitzichtloosheid van de jaren die zouden komen wist te vatten. Het was een meesterwerk dat de jaren zeventig mee vorm zou geven, maar voor de groep werd het haar laatste belangrijke wapenfeit. Toen de Family Stone in 1975 uiteenviel en Sly alleen achterbleef, blut en hopeloos verslaafd, hadden anderen het voortouw al genomen om het van het gevallen genie over te nemen: Stevie Wonder verhuisde naar New York en nam het funkidioom en de boodschap van verdraagzaamheid met groot succes over, Detroitzoon George Clinton verplichtte de luisteraar om met Parliament/Funkadelic mee te vluchten naar de planeet Funktupus en Larry Grahams baslijnen domineerden het opkomende discogeluid. In de Big Apple stalen enkele jongeren tijdens de grote stroompanne in de zomer van ’77 dan weer hun eerste stereo-installatie, waarop ze op de tonen van samples van die voorgaande soul- en funkbands hun teksten trachtten te vertellen aan de massa.

Dat alles was onmogelijk geweest zonder Stand!. Natuurlijk, Sly Stone is nog altijd een verwilderde junk die met beschamende optredens de groep haar erfenis meer kwaad dan goed doet. Maar Stand! staat er nog altijd, zowel muzikaal als in zijn boodschap. Dat is de kracht van een plaat die genres, mensen en rassen over schijnbaar onoverbrugbare barrières met een stralend optimisme toch wist te verbinden.

recent

Gaye su Akyol

24 april 2024De Roma, Borgerhout

The Jesus and Mary Chain

23 april 2024Ancienne Belgique, Brussel

Hoe moeilijk kan het zijn om een geluidsman eens...

James Brandon Lewis Quartet

23 april 2024Ancienne Belgique, Brussel

Back to Black

De titel van Sam Taylor-Johnsons jongste film verwijst naar...

Salem

De 'mean streets' van Marseille vormden al eerder het...

verwant

DOSSIER 1969 :: ‘Everybody Knows This Is Nowhere’ :: de ideale Neil Young

In 1969 verscheen met Everybody Knows This Is Nowhere...

DOSSIER 1969 :: ‘Led Zeppelin I’ :: De eerste band van de Seventies beukt aan de poorten

1969 is het jaar waarin de Britse formatie Led...

DOSSIER 1969 :: ‘Let It Bleed’ van The Rolling Stones :: De hippiedroom ten grave gedragen

"Let It Bleed is het muzikale equivalent van de...

DOSSIER 1969 :: Van ‘Let It Be’ naar ‘Let It Bleed’

Op 15 augustus vierde het Woodstockfestival zijn veertigste verjaardag....

LAAT EEN REACTIE ACHTER

Schrijf uw reactie
Vul hier uw naam in