A l’ouest de Pluton




In 1995 maakte Larry Clark de film ‘Kids’, een plotloos
docudrama waarin een stel tieners 24 uur lang gevolgd werd door de
straten van New York. Ze hielden zich bezig met zuipen, blowen,
vechten en bovenal zoveel mogelijk neuken. Voor Clark was er weinig
reden tot hoop voor de jeugd van tegenwoordig, klaarblijkelijk een
verloren generatie, opgevoed door ouders die hen op z’n best
negeren of anders wel op de één of andere manier misbruiken. Het
einde suggereerde zelfs dat al die gasten gedoemd waren om ten
onder te gaan aan AIDS of een andere morele en fysieke apocalyps.
Maar kijk, ondertussen zijn we 15 jaar verder en de mensheid
spartelt nog steeds verder (evenals Larry Clark, die evenzeer in de
marge van het filmlandschap blijft steken als zijn personages in de
marge van de maatschappij). Nu krijgen we ‘A l’ouest de Pluton’,
een plotloos Canadees docudrama waarin een stel tieners 24 uur lang
gevolgd wordt door de straten van Québec. Ze houden zich bezig met
zuipen, blowen, feesten en bovenal praten over neuken – heel af en
toe wagen ze zich zelfs aan de daad. Het grote verschil: ‘A l’ouest
de Pluton’ is geen gitzwart onheilsscenario, maar gewoon een
realistische blik op pubers uit de middenklasse, die zich allemaal
verkeerd begrepen voelen, die allemaal gigantische stommiteiten
uithalen, maar met wie het (eens ze veilig de 20 hebben gehaald)
echt wel goedkomt.

Tijdens zijn eerste half uur is de film voornamelijk een
aaneenschakeling van alledaagse situaties: een paar meisjes
bespreken of ze nu voor of tegen de onafhankelijkheid van Québec
zijn (het laatste bastion van de Franstaligen in Canada); een
jongen repeteert met zijn bandje-in-spe en overloopt mogelijke
bandnamen (“Wet Dreams, cool!”); een paar gasten proberen bier te
gaan kopen in een nachtwinkel, hoewel ze daar eigenlijk nog te jong
voor zijn; anderen gaan wiet kopen bij een dealer die heel langzaam
zijn plafond aan het isoleren is met eierdoosjes (“Ik kan toch niet
elke dag 15 eieren eten?”). En zo gaat dat door – om de boel bij
elkaar te houden, gaan de regisseurs (Henry Bernadet en Myriam
Verreault) regelmatig terug naar een reeks spreekbeurten die de
personages houden in hun klas – ze praten over wat hen passioneert,
waardoor we onderwerpen krijgen als Ben Affleck, “Le skate”,
babysitten en in één geval de (voormalige) planeet Pluto.

Deze vroege scènes onderscheiden zich meteen door hun realisme:
de acteurs zijn echte tieners (in tegenstelling tot de
veertigjarigen die doorgaans tieners moeten spelen in Amerikaanse
producties) en zowel hun taalgebruik als hun lichaamstaal stralen
een ontwapenende oprechtheid uit. Naar aloude traditie komen de
meisjes iets rijper over dan de jongens. Terwijl de dames een
discussie proberen te houden over de kwestie
Francophone-versus-Anglophone (een discussie die niet écht
geïnformeerd is en nog veel minder goed verwoord, maar alla),
hebben de jongens het over echte ventenonderwerpen – in casu,
tieten. Zo gaat dat dan. De dialogen klinken geïmproviseerd en voor
zover ze wel werden uitgeschreven, gebeurde dat duidelijk vanuit
het standpunt van tieners, met alle intellectuele beperkingen die
dat met zich meebrengt.

Na het eerste half uur krijgt de film meer focus: alle
personages komen bij elkaar op een feestje dat ietwat uit de hand
loopt – een wit schoothondje ziet plotseling groen, een zetel moet
er aan geloven en het nogal sullige familieportret verdwijnt
spoorloos. Niet dat we een echt verhaal krijgen die naam waardig,
maar de prent wordt wel minder gefragmenteerd, wat helpt om er
drijfkracht aan te geven – het blijft allemaal vooruit gaan. Het
gedrag van de pubers blijft nochtans even goed geobserveerd, met
hier en daar zelfs een momentje dat effenaf ontroerend is. Een
bezopen jongen van een jaar of 15 die sterft van het
liefdesverdriet en dan maar een gedichtje voor zijn vlam
uitschreeuwt, terwijl die op datzelfde moment ontmaagd wordt door
een gast die alleen maar van de grond wilt komen – bitter, maar o
zo overtuigend.

Bernadet en Verreault benaderen hun personages met een
deugddoende menselijkheid, gebrek aan sensatiezucht en bovenal
gevoel voor humor. De meeste films die een tranche de vie
van het tienerleven proberen te brengen, vervallen al snel in een
oefening “stapel-zoveel-mogelijk-problemen-op-elkaar”: gescheiden
ouders, drugs, mishandeling, zware trauma’s en ga zo maar door.
Hier is dat niet geval. Sommige van de jongeren blowen, maar
niemand lijkt daar echt last van te hebben. Eén van de jongens
woont alleen met zijn moeder, tot haar nieuwe vriend hem stamelend
komt uitleggen dat hij bij hen intrekt. “Ik kan je vader niet
vervangen, maar misschien kunnen we vrienden zijn,” stottert hij
clichématig, maar hij bedoelt het goed. De regisseurs behandelen al
die kwesties erg pragmatisch, zonder ze uit te melken voor
dramatisch effect – en terecht, er zijn immers honderdduizenden
jongeren die van tijd al eens een toeter opsteken of gescheiden
ouders hebben en toch niet voor de rest van hun leven gebrandmerkt
zijn. Op een gelijkaardige manier kunnen de tieners van ‘Pluton’
soms absolute etters zijn Рin ̩̩n sc̬ne maken ze een bediende in
een fastfoodkeet het leven zodanig zuur dat je ze een lel wilt
verkopen – maar zijn ze daarom slechte mensen? Welnee, gewoon
pubers. De regisseurs oordelen niet over hun personages, maar tonen
gewoon hun gedrag – soms rotirritant, soms pijnlijk herkenbaar voor
iedereen die zich z’n eigen puberteit nog herinnert, soms
alletwee.

Hier en daar maakt de film wel een uitschuiver. Een echte clou
is er op het einde niet echt, buiten dan dat de jeugd van
tegenwoordig het echt wel redt, eens ze de jeugd van tegenwoordig
niet meer zijn. En ook de symboliek rond de planeet Pluto, die in
2006 plots z’n status van planeet kwijtspeelde, leidt niet echt
ergens toe. Het zal vast wel diepzinnig bedoeld zijn, maar ik
voelde er niet echt veel achter zitten.

‘A l’ouest de Pluton’ is in de eerste plaats een rake observatie
van een generatie die zichzelf minstens even verloren vindt als de
drie generaties vóór hen. Met voldoende kritische afstand en een
mild gevoel voor humor biedt de prent een welkom tegengif voor het
gebruikelijke nihilisme.

7
Met:
Anne-Sophie Tremblay-Lamontagn, Virginie Leblanc, Yoann Linteau
Regie:
Henry Bernadet, Myriam Verreault
Duur:
90 min.
2008
Canada
Scenario:
Henry Bernadet, Myriam Verreault

verwant

aanraders

Drive-Away Dolls

Nadat ze decennialang als tandem de filmwereld verrijkten met...

Dream Scenario

‘Nicolas Cage is de enige acteur sinds Marlon Brando...

Evil Does Not Exist (Aku wa sonzai shinai)

Films zijn doorgaans gebaseerd op een sterk verhaal, of...

Civil War

Nog voordat iemand de film gezien had, veroorzaakte Alex...

La Chimera

De in Toscane geboren scenariste/regisseuse Alice Rohrwacher vestigde op...

recent

Roncha :: Fleecedekentje Thuglife

Berichtje aan alle rappers van België: goed bezig. Onze...

The Gentlemen – Seizoen 1

De serie The Gentlemen was een paar jaar geleden...

Louise van den Heuvel :: Sonic Hug

Op Sonic Hug neemt Louise van den Heuvel de...

Adania Shibli :: Een klein detail

Deining op de Frankfurter Buchmesse afgelopen editie. Kort voor...

Maria Montessori

Tegelijk een feminist én een moeder zijn was geen...
Vorig artikel
Volgend artikel

LAAT EEN REACTIE ACHTER

Schrijf uw reactie
Vul hier uw naam in