Wat hebben Maurice Chevalier, Public Enemy, John Coltrane, The Sound Of Music en Norah Jones’ pussy gemeen? Het correcte antwoord: het rariteitenkabinet van Johnny Dowd, die de Eeklose N9 een van de vreemdste trips van het voorjaar bezorgde.
Sinds hij een tiental jaren geleden tot de redder van de perverse Americana gebombardeerd werd is Dowds publiek gekrompen tot een kleine, loyale aanhang, maar dat deze nog verder gaat slinken is niet ondenkbeeldig. Met zijn zevende album, het op de proef stellende A Drunkard’s Masterpiece, heeft de grijze vos immers de laatste restjes rootsmuziek van zich afgeschud om te zwelgen in een idiosyncratische mix van hoekige rock-‘n-roll, jazzfunk en een spoken word-kermis die even origineel als enerverend kan zijn. In de handen van een minder begenadigde experimentalist zouden we het hebben over vergezochte kwatsch, maar bij Dowd blijft het schipperen tussen genialiteit en dementie, stompzinnige overmoed en aanstekelijke hilariteit.
Geen twee shows zijn gelijk en ook nu werden we getrakteerd op een performance die in zeven kwartier zwalpte tussen dronkemansgewauwel, ijskoude afstandelijkheid, botte grooves en samenspel een funkband waardig. Oudgediende Brian Wilson was afwezig wegens lucratievere bezigheden in dienst van Jamie Lidell, maar interimdrummer Matt Morano nam het zitje achter de drumkit in met zo veel verve dat het leek alsof hij al die tijd had gezorgd voor de knochtige ritmes van Dowds bastaardkunst. Toetsenist Michael Stark, die ook de baspartijen voor z’n rekening nam, drukte meer dan ooit z’n stempel op de performance, terwijl de onbewogenheid en vlakke stem van zangeres Kim Sherwood-Caso voor een verhoging van de eh?-factor zorgde.
Het nieuwe album werd er grotendeels doorgejaagd, zij het in andere volgorde en nu en dan onderbroken voor een oudje of amper verstaanbare onzin van de voorman. Zoals verwacht werd er zwaar uitgehaald met het contraire “Johnny’s Got The Mic”, maar wat het meest van al opviel was hoe de ritmesectie prominenter was geworden. Terwijl oudere shows uitblonken in het blootleggen van roestige rootsstructuren werd nu duidelijk dat Dowd dansmuziek maakt. Geen mens die de benen losschudde, maar in één of ander universum zijn songs als “Easy Money” geheide kontengedraaisuccessen.
Vooral het eerste opus van A Drunkard’s Masterpiece, maakte indruk door z’n diversiteit én samenhang. De songs vloeiden naadloos over in elkaar, waarbij het fascinerend was om te zien hoe het viertal van het broeierige “Danger” (met glansrol voor Sherwood-caso) en de cocktailpastiche “Random Thoughts” belandde bij het staccatofestijn van “Unintended Consequences” en het indrukwekkende “Infidelity”, hoogtepunten vol demente gitaarsolo’s, uitstapjes naar Coltrane’s A Love Supreme, het koppelen van Fred Astaire aan Maurice Chevalier en zelfs een reis naar de toog om whiskey bij te tanken. Naar goede gewoonte sloeg Dowd de bal wel eens mis door flarden tekst te vergeten, maar de twee andere muzikanten dirigeerden intussen verder met ijzeren hand.
Na een rookpauze dook het kwartet de geschiedenis in om enkele klassiekers te verneuken: zo werd het beklemmende “No Woman’s Flesh But Hers” een stuiterende blues die eindigde met Public Enemy’s “911 Is A Joke” (!) en zorgde het absurde poëzie-intermezzo “I Crawled Up The Rat’s Ass” (u leest dat goed) voor een opstapje naar het veelzeggende “Ding Dong”. Er werd nog een korte omweg gemaakt via The Sound Of Music, om uiteindelijk af te sluiten met Dowds lijfsong “Worried Mind” (van het perfect getitelde Pictures From Life’s Other Side). De centrale zinsnedes “My head cracked open / A bird flew in / All my sins coming home to roost” was opnieuw toepasselijk.
Johnny Dowd is gedoemd om in de marge te verkeren. Zelfs altcountry.nl, de gezaghebbende Nederlandse rootssite, verbande deze outsider immers naar de zijkolom. Dat zal hem er echter niet van weerhouden om z’n ding te doen. Het feit dat dit zelfs al mogelijk is, is voor de man overduidelijk al een overwinning. Het resultaat was een onweerstaanbare show die zin en onzin samenbracht op een manier die enkel weggelegd is voor zij die lak hebben aan conventie, serieux en goede manieren. Afgelikte totaalspektakels zoals er dezer dagen genoeg te bewonderen vallen op onze grote podia kunnen ons gestolen worden zo lang deze knakker de plas wil oversteken om te trakteren op concerten die, ondanks hun gebreken, die andere kant van het leven tastbaar maken. We kennen eigenlijk niet veel artiesten die hun eigen naam scanderen en er nog mee weg geraken ook. Johnny! Johnny!