De ondertussen net niet heilig verklaarde televisieserie The Soprano’s maakte er een sport van om in de serie te refereren aan maffiafilms, The Godfather voorop. In het eerste deel van die trilogie krijgt het personage Moe Greene een kogel door het oog geschoten. Die methode wordt later gekend als "The Moe Greene Special".
Hun mottige groepsnaam hebben de leden van The Moe Greene Specials daar dus gehaald. Voor hun muziek lonken ze echter niet naar nachtclubs en mannen in maatpakken maar wel naar de droge woestenij die in het niemandsland tussen Mexico en Texaco ligt. Toch zijn verwijzingen en vergelijkingen met bijvoorbeeld Calexico te kort door de bocht. "Crime Scène Love" mag dan wel rechtstreeks uit het grote songboek van Joey Burns/John Convertino gepuurd zijn, in de meeste andere nummers gaat de groep inventiever met de invloed om.
Zo valt in het instrumentale "The Feast Of San Genarro" zelfs een enkele knipoog naar Chris Isaak te horen, terwijl "Ciudad Mia", met gastzangeres Joana Rossi, knap een onderhuidse dreiging binnen smokkelt. Op de titeltrack wordt dan weer gerefereerd aan het betere rockwerk van einde jaren tachtig/ begin jaren negentig. En klinkt "Sands Motel" te veel als een afleggertje, dan maakt het stevige "Bring Light In" dat weer goed. Het is zeker en vast niet de beste song op het album, maar de singer-songwriter goes rock-aanpak werkt wel degelijk.
Originaliteit is evenwel niet de eerste bekommernis van de groep. In verschillende songs vallen knipogen naar en invloeden van andere bands te horen. Zo weet een instrumentaal nummer als "On A Cold Trail" netjes de sfeer van desolate wegen bij valavond op te roepen en smaken "A Man Called Murder" en "Buicks OTM" (beiden tussen surf en tex-mex in) naar meer. De Zuiderse aanpak met warme trompetten en op surfleest geschoeide gitaren kan echter niet verbergen dat de motor van The Moe Greene Specials wel eens durft te sputteren.
Met zijn tweede album bewijst het Kalmthoutse zestal over goede muzikanten te beschikken die weten hoe een song hoort te klinken. Een eigen identiteit hoeven ze bovendien niet eens te zoeken, hun mix van tex-mex en surf is hen op het lijf geschreven. Echt zwakke songs staan er niet op Open Road (Again), maar uitschieters evenmin. De plaat komt snel op kruissnelheid maar blijft dan een album lang op datzelfde tempo verder gaan. En dat voelt finaal aan als een gemiste kans.