De wekelijkse Man Bijt Hondrubriek "Canvas" heeft de afgelopen jaren menig Bekende Vlaming al een zelfportret opgeleverd. Een onzichtbare schilder veegt en borstelt zich met wisselend succes een weg naar het eindresultaat, intussen met een gemoedelijke babbel naar het verleden van de bekende peilend.
Dat de artistieke concentratie daar dan af en toe onder lijdt, mag geen verbazing wekken. Het is geen sinecure de aparte trekken van een uniek gezicht te vatten. Maar of Nic Balthazar in het echt als twee druppels water op Michael Stipe lijkt …?
Benjy Ferree, een dertiger uit Californië, heeft zich voor zijn debuut ook een zelfportret laten fabriceren en of hÃj er herkenbaar opstaat, is eveneens een open vraag. Onder de ludieke vilthoed gaat immers een halfkale knikker schuil en ook de bescheiden snor is slechts een restant van de wilde baard die Ferree tot voor kort op een donkerharige versie van Will Oldham deed lijken.
Maar hoe het ook met Ferree’s gezichtshaar gesteld is, feit is dat zijn zijdelingse portret hem net dat je ne sais quoi verleent waar ook de muziek op de plaat in baadt. Alle tien songs ademen namelijk dezelfde laconieke sfeer die zich niet of amper laat doorprikken. Pretentieloos en schijnbaar zonder veel ernst, maar wel silly, funny en catchy genoeg om geen moment te vervelen, trakteert Ferree drie kwartier lang op prettig gestoorde roots-folk die hij aan Britse voorbeelden als The Kinks en het recentelijk ook nog door The Van Jets opnieuw tot leven gewekte T-Rex ontleent.
In zijn geheel klinkt deze Leaving The Nest nog het meest als de soundtrack bij de avonturen van een kabouterachtig wezen dat met een knapzak over de schouder door de wijde wereld draaft. Cryptisch, zegt u? That’s right. Maar het zijn Ferree’s opgewekte stemgeluid en zijn wulpse melodieën die nopen tot sprookjes schrijven. Een pianonummer als het lieflijke "Private Honeymoon" is in die context een verliefde wals voor naïef gelukkige fictiewezentjes, terwijl "In The Countryside" dan weer een opperbeste, zonnige dag lijkt te zijn die onze kabouter (Ferree zelf?) begeleidt op zijn pad. Titeltrack "Leaving The Nest (It’s A Long Way Down)" klinkt als Queens of the Stone Age zonder mokerend libido en nummers als "Hollywood Sign" (een rit op een op hol geslagen ezel) en "Dogkillers!" verdienen een plaatsje op elke schouw. Kabouters of geen kabouters.
Vorig jaar bracht Benjy Ferree een e.p.-tje uit op het kleine label van een vriend. Het was een eerste, voorzichtige poging van de man die eigenlijk acteur wilde worden. Vrienden wisten hem te overtuigen zijn Hollywooddroom te laten voor wat hij was, en het eens in de muziek te proberen.
De e.p. werd al snel door Domino opgepikt, tot grote verbazing van Ferree zelf, en nu is er dus de herwerkte en uitgebreide versie die Ferree op een internationaal publiek loslaat. De leuke Johnny Cash-cover, "A Little At A Time" is opnieuw present en staat nog steeds beeldig tussen de eigen songs. Enkel het wat kabbelende "Why Bother" had de oversteek naar de full-cd niet hoeven te maken.
Aan het eind van de plaat valt nog een leuke toevalligheid op: als het erg mooie "In The Woods" u vaag bekend in de oren zou klinken, breek er dan niet langer uw hoofd over. De melodie die u herkent, komt namelijk van het in Vlaanderen ooit zeer geprezen "I Lie And I Cheat" van Bea Van Der Maats Won Ton Ton. Diep het nummer nog eens op uit die kelderarchieven en u zult merken: krek dezelfde melodie. Misschien komt er, na het hilarische verhaal rond Madonna’s "Frozen" en de verongelijkte Salvatore Acquaviva, ook hier een rechtszaak van. Mocht het zo ver komen, dan hopen wij dat onze favoriete pornosnor een zeer minnelijke schikking mag treffen.