Dat postrock ook op de Belgische kust aanspoelen zou, was te verwachten. Uit de ondertussen mythische “eerste” golf is in Vlaanderen alleen Tomàn overgebleven, dan wel “doorgebroken” en het is nog maar de vraag in hoeverre zij nog als postrock gelabeld kunnen worden. Een nieuwe generatie dient zich echter aan.
Stellen dat postrock heden ten dage sterk leunt op aan Explosions In The Sky-verwante gitaarpartijen, is als het opentrappen van een open deur in een leegstaand huis: niemand zal opkijken. Een belangrijkere vraag is dan ook in hoeverre én of een groep er desondanks in slaagt zijn eigenheid in deze muziek te leggen. Zowel Motek als Transit proberen daar een antwoord op te geven, zij het niet altijd even bevredigend.
Met Motek ziet Motek het groots. De groep kwam vorig jaar min of meer uit het niets en debuteert nu al met een volwaardig album. Opvallend is dat de groep resoluut wegblijft van de helder knisperende gitaarklanken die zovele postrockgroepen onmiddellijk verbannen naar de stapel “al eens eerder en beter gehoord”. Op het debuutalbum leunt Motek veel meer aan bij de zachte en sfeervolle Mogwai ten tijde van Come On Die Young.
Motek kiest doelbewust niet voor het grootse gebaar of de trillende emotie, maar verkiest de sluipwegen van het ingehouden verdriet en de nauwelijks merkbare droefenis. Althans, zo zou het moeten klinken. Motek is immers te klinisch en te rationeel te werk gegaan om echt te beklijven. De postrock die de groep brengt, mag dan wel origineler van aanpak zijn dan vele van zijn wapenbroeders, het is allemaal te kil en te berekend. In de songstructuren vallen te weinig passie en emotie te rapen. Wat overblijft, is een vanuit cerebraal oogpunt indrukwekkend album dat veel meer op het hoofd mikt dan op het hart.
Transit gooit het op zijn eerste e.p. Broadleaves Vs Conifers over een heel andere boeg. De groep kiest voor de minste weerstand en laat van bij de eerste noten het herkenbare geluid uit de boxen knallen. Maar de grandeur die Explosions In The Sky op zijn hoogtepunt weet te bereiken, is hier ingeruild voor een veel bescheidener geluid. Als er al een opwelling of uitbarsting om de hoek komt loeren, is de dreiging ver te zoeken.
Toch weet Broadleaves Vs Conifers de leemte te vullen die Motek achterliet. De hoopvolle klanken en sussende gitaarlijnen schetsen een wereld waarin de zon nog steeds opgaat en de duisternis wijken moet. De songs smoren alle kritiek in een golf van pure schoonheid en weemoedig optimisme zodat een criticaster zich al gauw in de rol van cynische mopperpot geduwd voelt, wil hij een enkele kanttekening bij het geheel maken.
“Vlaamse postrock is te beleefd en te vriendelijk, het mist een randje”, is de pessimistische conclusie die op basis van deze twee albums getrokken kan worden. Maar evengoed wordt met Motek en Broadleaves Vs Conifers aangetoond dat postrock in Vlaanderen wel degelijk een bestaansrecht heeft, zelfs al klinkt het (te) vertrouwd in de oren.
Het cerebrale van Motek vormt wel een mooi samenspel met Transits pure emotionaliteit. Maar helaas voor hen, is het allemaal al tien jaar eerder eens gedaan. De vingeroefeningen die hier getoond worden, houden dan ook de belofte van ander en boeiender werk in. De funderingen zijn gelegd en de plannen goedgekeurd, laat het echte werk dan nu een aanvang nemen.