Pukkelpop 2006

Na een aardige maar allerminst memorabele editie van
Werchter, Dour dat vooral het nieuws haalde door een
jammerlijk ongeval met dodelijke afloop, Dranouter dat nog wat
diende te wennen aan de nieuwe locatie en Marktrock dat als vanouds
uitblonk in wisselvalligheid, lag de weg weer wijd open voor
Pukkelpop om zich voor het zoveelste jaar op rij door de
muziekliefhebber te laten kronen tot beste, interessantste en
boeiendste festival van deze zomer.

Wat de headliners betreft is er de laatste jaren niet zo’n
hemelsbreed verschil meer met grote broer Werchter, al dient er wel
bij gezegd dat Chokri Mahassine dit jaar met Radiohead en Daft Punk
twee tamelijk exclusieve topacts wist te strikken. Gooi daar nog
een paar kratten bands op de rand van de grote doorbraak en een
resem te ontdekken acts bij (al bestaan er in dit MySpace tijdperk
niet echt nog nobele onbekenden) en u heeft het recept voor een
weergaloze, muzikale grande bouffe.

De topacts deden wat van hen verwacht werd en waren hun
fantastische zelf, zonder echt te hoeven verrassen. Dat deden de
meeste bands die werden geprogrammeerd op de kleinere podia des te
meer, net als het weer overigens. Tot zaterdagavond bleef het –
enkele bescheiden plensbuitjes niet te na gesproken – grotendeels
droog, zodat Pukkelpop 2006 niet alleen op papier een klepper van
formaat werd.

Radiohead (*****)
Ja, Radiohead heeft vele haters. Gelukkig is het aantal
believers duizelingwekkend talrijker. Wanneer Thom Yorke en
de zijnen een best of spelen en hun fantastische nummers dan
nog eens met verve brengen, dan kan je van een wereldoptreden
spreken. Twee uur duurde deze set met een fijne selectie vanaf ‘The
Bends’ én twee nieuwe nummers, beide opvallend klassieke ballades.
Heel wat songs kenden een lichte variatie, wat de set veelal ten
goede kwam. Enkel ‘Paranoid Android’ en ‘Like Spinning Plates’
leken ons sterker op plaat, maar in deze fantastische prestatie is
dit louter muggenzifterij. Leuk was het mixen van
VRT-radioberichtgeving in ‘National Anthem’. Ook de visuals,
waarbij gewerkt werd met een tiental vaste camera’s, waren bij
momenten een streling voor het oog. Minder leuk waren de honderden
versies van ‘Karma Police’, omdat iedereen toch maar wilde bewijzen
dat ze dit nummer kennen. Als de meester het voorzingt, lieve
leerlingen, gelieve dan eerst naar de meester te luisteren of in
stilte mee te zingen, zodat oplettende klasgenoten de meester
kunnen horen.

Daft Punk (*****)
Met alle respect voor het fantastische optreden van Radiohead op
donderdag, maar als er één groep bestempeld kon worden als de
überheadliner van Pukkelpop 2006, was het Daft Punk wel. Pukkelpop
mocht terecht met de exclusiviteit uitpakken, aangezien de groep na
8 jaar stilte weer van zich liet horen voor slechts 8
zomerconcerten. En daar zijn blijkbaar kosten noch moeite voor
gespaard, getuige de behoorlijk indrukwekkende lichtmuur en
-piramide waarop de heren hun ding kwamen doen (en waarvoor het
podium zelfs verhoogd werd). Daar kwam nog bij dat het Franse duo
een bijna perfecte set speelde. De ene hit na de andere werd
vakkundig in elkaar gemixt, waarbij het tempo steeds de hoogte
ingedreven bleef. Zelfs de nummers van het mindere Human After All pasten perfect in deze
greatest hits-set. Dat het in feite krek hetzelfde optreden was
waarmee ze de wereld rond aan het gaan zijn, niemand die erom
morde. Een onvergetelijk concert, en een propvolle weide kan dat
bevestigen. Nu al benieuwd wat Chokri volgend jaar uit zijn hoed
gaat toveren om hieraan te kunnen tippen.

The Knife (****1/2)
Dat kwaliteit nog steeds te verkiezen valt boven kwantiteit werd
bewezen door The Knife. Optredens van het Zweedse electro-duo zijn
op één hand te tellen, en de show die ze in een broeierige dance
hall in elkaar boksten was dan ook àf: zwarte kostuums, een
doorzichtig doek voor het podium, uitgekiende visuals, hologrammen,
the works.
Visuals zijn echter niks waard als de muziek niks voorstelt, right?
Right! Dus stookten broer en zus Dreijer de dance hall nog wat op
met de meest ingenieuze dansmuziek aan deze kant van de evenaar,
evenzeer op het hoofd mikkend als op de benen. ‘Heartbeats’ was
vanzelfsprekend een voltreffer, maar het meest imponeren deden de
nummers vanop de laatste langspeler: zelfs het donkerste materiaal
bleek live onwrikbaar sterk, mede door het volume en de kloeke
bassen. The Knife bouwde op, hield vast, en pakte de keet volledig
in, en dat zonder ooit op zoek te gaan naar de platte beat of het
makkelijke hoogtepunt – een nummer als ‘Silent Shout’ is hoe trance
zou klinken in een ideale wereld. Maar breng dat Tiësto maar eens
aan het verstand.

Belle & Sebastian (****1/2)
De beste Schotse band van de laatste tien jaar mocht net voor de
lichtshow van Daft Punk de titel van het meest tedere optreden van
Pukkelpop op zijn naam schrijven. Stuart Murdoch haalde presentator
Peter Van de Veire terug uit de coulissen om voor het publiek te
vertalen dat hij hen bedankte zo talrijk aanwezig te zijn ondanks
de regen. Het publiek had de vertaling niet nodig en werd vereerd
met de opmerking dat mensen in België superintelligent zijn en
allemaal Engels begrijpen. Al vanaf het openingsnummer had Belle & Sebastian de Marquee mee.
Als een kind van zeven danste Murdoch op het podium en straalde hij
zijn enthousiasme af op de toeschouwers. Uit elk van de vorige
albums kwam een nummer, niet de grootste, maar daar hadden we op
geen enkel moment nood aan. Wij kunnen enkel respect opbrengen voor
een indie-icoon dat op geen enkel moment hautain overkomt, een
fotografe van onze collega’s van Goddeau op het podium laat dansen
en zijn nummers met zoveel overgave brengt als was het zijn eerste
optreden.

Midlake (****1/2)
De jongens van Midlake zijn muzikale sponzen: een aantal jaar
geleden luisterden ze voornamelijk naar Mercury Rev, The Flaming Lips, Grandaddy en Radiohead, meteen ook de
vier hoofdbestanddelen van hun debuutplaat Bamnan and Slivercork, die twee jaar
geleden (ten onrechte) onopgemerkt aan de wereld voorbijging. In de
Marquee werd afgetrapt met ‘Balloon Maker’ uit die eerste plaat,
daarna nam de band ons bij de hand voor een korte maar prachtige
rondleiding langs de beste songs van hun uitstekende tweede,
The Trials of Van Occupanther,
waarvoor de inspiratie uit de folkpop en -rock van de jaren ’70
werd gehaald. Zelfs de twee nogal onnozele geiten vóór ons (ofwel
waren ze in de wind, ofwel hadden ze net hun droomprins aan de haak
geslagen, we gokken op het eerste) konden niet beletten dat we met
volle teugen genoten van ‘Van Occupanther’, ‘Bandits’, ‘Roscoe’ en
‘Head Home’. Nog één plaat en dit vijftal staat waar het hoort te
staan: bij de Grote Bands van dit decennium.

My Morning Jacket (****1/2)
Het was na het opvallend swingende Z wat te verwachten, maar wie had
gedacht dat Jim James de ene ballade na de andere op een ingetogen
manier zou brengen, kwam bedrogen uit. Bij momenten was deze show
pure rock ’n roll. Vooral de instrumentale fade outs van nummers,
iets waar we veel op getrakteerd werden, rockten bij momenten erg
stevig. Jim James trad op met erg veel overgave en koos voor een
rustmoment in het midden van de set. ‘Z’ was de grootste
leverancier, maar ook uit de vorige albums werden enkele nummers
gehaald. Frontman James bedankte het publiek omdat het erg goed
luisterde. Het publiek dankt My Morning Jacket voor deze
uitmuntende set.

Broken Social Scene(****)
Die van Broken Social Scene
waren ook uitgenodigd op Chokri Mahassine’s tuinfeestje, en mochten
zelfs, in ruil voor hun inzet op Belgische podia de laatste jaren,
de Club afsluiten. Een koud kunstje voor het 15-koppige Canadese
monster: het intieme ‘Anthems For A Seventeen Year Old Girl’ vormde
een zeldzaam rustpunt in een set vol epische popsongs als ‘(7/4)
Shoreline’ en ‘Superconnected’. En met episch bedoelen we episch:
de machtige snor van Eagles Of Death Metal-frontman Jesse ‘The
Devil’ Hughes – goedkeurend knikkend aan de zijlijn – ging er
zowaar van trillen. Game, set & match voor een van de
briljantse groepen van het moment, en minder hadden we eigenlijk
ook niet verwacht.

Arctic Monkeys (Main Stage) (****)
Wanneer Chokri een jaar geleden gratis combitickets had uitgedeeld
aan alle Pukkelpopgangers die wisten te vertellen who the fuck
are Arctic Monkeys,
, dan nog had hij er zijn broek niet aan
gescheurd. Een jaar later hebben de jongens al op het hoofdpodium
van Werchter gestaan en nu dus ook op dat van Pukkelpop. Zoals
steeds kregen we griezelig perfecte uitvoeringen voorgeschoteld van
het beste (en bekendste) werk van Whatever People Say I Am, That’s What I’m
Not
. Wat meteen opviel, was dat de groep er meer zin in had en
dus ook beter voor de dag kwam dan op Werchter. ‘I Bet You Look
Good on the Dancefloor’ zat zoals gewoonlijk tamelijk vroeg in de
set, maar was niet het enige hoogtepunt. Ook met ‘Fake Tales of San
Fransisco’, ‘Dancing Shoes’ en ‘Mardy Bum’ boden de Steven Defours
van de rock zowel hun hartstochtelijke fans als hun hartgrondige
tegenstanders de nodige munitie om de stelling te staven dat dit
concert top/kut was. Op hun sterkst waren ze in ‘Perhaps Vampires
is a Bit Strong But…’ en ‘When the Sun Goes Down’. Aan het einde
van het optreden viel Alex Turner zelfs even uit zijn rol van
ijskonijn en bedankte hij de fans (voor één keer zonder al te veel
ironie) die het optreden helemaal hadden uitgezeten in de gutsende
regen.

Amen Ra (****)
Van metal hebben we nog minder verstand dan van cricket of van
biochemie, maar omdat Pukkelpop dé plaats blijft om ook eens ‘iets
anders’ mee te pikken begaven we ons op zaterdag naar de Wablief
voor de doortocht van Amen Ra.
We hebben het ons geen seconde beklaagd, want wanneer we vertellen
dat we werden omver geblazen door de indrukwekkende, hypnotiserende
sound van de Kortijkse band, dan bedoelen we dat vooral figuurlijk.
Natuurlijk was Amen Ra luid, maar niet in de eerste plaats. Amen Ra
was vooral subtiel, bouwde elke song geduldig op tot immense
kathedralen opdoemden op het podium. Met ‘domme metal’ (een
hardnekkig cliché dat nog steeds blijkt te bestaan) had dit
allemaal niks te maken, want de band verheft het ‘voortbrengen van
georganiseerd lawaai’ zowaar tot kunstvorm. Het applaus dat de
groep na elk nummer te beurt viel zei genoeg: Amen Ra preekte niet
voor een lege kerk. Waarmee nogmaals bewezen werd dat iets dat écht
goed is moeiteloos de genregrenzen overschrijdt.


Eagles Of Death Metal (****)
Op plaat drijven Jesse ‘The Devil’ Hughes en zijn Eagles Of Death
Metal hun ‘cock rock’-pose misschien net iets te ver door, maar
live blijft het puur genieten. Het weer had blijkbaar minder zin in
een stevig potje rock ’n roll, want net voor aanvang kreeg de weide
de eerste buien van de dag over zich heen. Hughes en co lieten het
gelukkig niet aan hun hart komen en deden gewoon hun ding. Dit is
niet een groep die het muzikale wiel wil uitvinden, maar wel een
collectief muzikanten die zich zichtbaar willen amuseren en zich
daartoe behelpen met zowat elk cliché known to man. Dat ze
er ook nog mee wegkomen, is dan ook veel te danken aan het charisma
van hun frontman: de heupen van de vriendelijke snor stonden zelden
stil en in de bindteksten loofde hij het publiek (vooral het
vrouwelijk gedeelte). De band had evenwel ook een handvol sterke
songs achter de hand, waarvan ‘I Only Want You’ en ‘Speaking In
Tongues’ het meeste bijblijven. Als er al zoiets bestaat als de
ideale festivalband, dan komen de Eagles Of Death Metal toch vrij
dicht in de buurt.

Be Your Own Pet (****)
(Bitch on stage – deel 1) Jemina Pearl. Even werd ze onze nieuwe
heldin. Be Your Own Pet is opnieuw een band die zich laat
inspireren door de succesformule van Yeah Yeah Yeahs, maar in
tegenstelling tot You Say Party! We Say Die! hebben ze enkel de
meest strakke en hardere nummers ervan onthouden. Jemina Pearl is
nog maar 18 maar rockt op het podium als geen ander. De blonde
stoot stond geen seconde stil, krijste de ziel uit haar lijf en
liet zich meevoeren door een puike gitaarbegeleiding. Zeer krachtig
en zeer strak. Groep voor de toekomst!

Delays (Club) (****)
In polonaise begaven naar de Club voor Delays, de groep van de
broers Greg en Aaron Gilbert. Zij hadden hun stek op Pukkelpop méér
dan verdiend, want enkele maanden geleden gaven ze de sceptici die
hun eersteling Faded Seaside
Glamour
maar niks vonden (waaronder ondergetekende) lik op stuk
met het fijne ‘You See Colours.
Qua opbouwen naar een climax werd het een perfect optreden. De
jongens lieten zich allerminst van de wijs brengen door een klein
technisch probleem, maar gaven het beste van zichzelf en regen de
hoogtepunten uit hun twee cd’s aan elkaar. We hadden vóór het
optreden ‘Hideaway’, ‘You and Me’ en ‘Valentine’ ingevuld op ons
tiercéformulier en verlieten als een rijk man de Club.

The Magic Numbers (****)
Een jaar geleden kregen The Magic
Numbers
voor het eerst de kans zich in ons land voor te stellen
aan een (middel)groot publiek. Wie er bij was in de Club genoot er
(in de meeste gevallen) van, kocht de mooie debuutplaat, woonde hun
optreden(s) bij in de Botanique en reserveerde donderdag een
plaatsje voor de Main Stage. Onze aanvankelijke vrees (zou de
Marquee niet beter geweest zijn?) werd niet bewaarheid: verrassen
deden de broers en zussen Stodart en Gannon niet meer,
teleurstellen evenmin. De groep heeft intussen een tweede, nog te
verschijnen plaat afgewerkt en bracht naast (radio)hits en
publieksfavorieten ‘Long Legs’, ‘Forever Lost’, ‘Love’s a Game’, ‘I
See You, You See Me’ en ‘Mornings Eleven’ dan ook enkele nieuwe
songs. En als kers op de taart was er natuurlijk ook ‘The Beard’,
dé feeststamper waarmee de groep zichzelf meestal uitgeleide
doet.

65 Days of Static (****)
Behoorlijk indrukwekkend en vrij straf, dat is wat we onthouden van
dit bezoek van de Britse post-rockers 65 Days of Static. Hoewel
deze heren al zes jaar samen muziek maken, heeft het tot One Time For All Time (2005) geduurd
alvorens we van een doorbraak in het buitenland konden spreken.
Zoals een goed post-rock optreden hoort te zijn, werd een
intensiteit gecreëerd die je op deze aardbol maar zelden ontwaart.
De subtielere klanken gingen vaak verloren in de geluidsmuur, maar
daar konden deze gasten, die ons zowel in het Nederlands als in het
Frans bedankten en zelf ook een bijzonder energieke kracht
uitstraalden, weinig aan verhelpen.

Guillemots (Marquee) (****)
De eerste muzikale Blitzkrieg van op donderdag stond op naam van
The Guillemots, een even kleurrijk als veelzijdig collectief.
Tijdens het Dominofestival zetten ze de Club van de A. al in de fik
in het voorprogramma van We Are Scientists, deze keer moest de
Marquee eraan geloven. De Londense band, ook nu weer bijgestaan
door twee blazers, maakte er ook om half twee ’s middags een
feestje van met songs uit hun ep ‘From the Cliffs’ en uit de
binnenkort te verschijnen langspeler ‘Through the Windowpane’.
Zanger Fyfe Dangerfield zat gedurende het grootste deel van het
optreden achter zijn keyboards, maar ging net als de andere
groepsleden als een wilde tekeer. Deze overdosis bezieling kwam de
nauwkeurigheid niet altijd ten goede, maar ook dat maakt nu net de
charme uit van de Guillemots als liveband. Bovendien zijn songs als
‘Trains to Brasil’ en ‘Sao Paolo’ zo sterk dat ze zelfs stevigere
stormen moeiteloos kunnen doorstaan.

My Latest Novel (****)
Na een vermoeiende autorit, het zoeken naar een geschikte
parkeerplaats en het aanschuiven aan de kassa waren we net op tijd
in de Marquee voor My Latest Novel, het Schotse vijftal dat eerder
dit jaar uitpakte met de prachtplaat Wolves. Wij hadden gedacht dat het
songmateriaal van dat album voornamelijk tot zijn recht zou komen
tijdens kille herfst- en winteravonden, wanneer we ons met onze
geruite pantoffels en dito dekentje hebben teruggetrokken achter de
Leuvense stoof, maar donderdagmiddag werd het tegendeel bewezen. Op
een iets te luide viool na bleven de songs moeiteloos overeind,
terwijl een zomerzonnetje de stroom toekomende festivalgangers
verwelkomde. Een eerste hoogtepunt zowaar, mooier kon de dag niet
beginnen.

Beck (***1/2)
Het was zeker niet de muziek die het concert van Beck memorabel
maakte. ’s Mans bekendste nummers passeerden allemaal de revue,
maar voor elk goed uitgevoerde ‘New Pollution’ was er wel een
futloos ‘Devils Haircut’. Bovendien vrezen we het ergste voor de
nieuwe plaat die er nog dit jaar aankomt. De nieuwe nummers lieten
me met een nog groter déjà vu-gevoel achter dan bij Guero, en als iemand die te boek staat
als een muzikale kameleon zichzelf begint te herhalen, durven we
hardop aan zijn toekomst twijfelen. Het lijkt wel alsof Beck hier
zich ook bewust van was, want hij wist de vele euvels handig te
camoufleren met een uitstekende show. Zo stond op het podium een
volledig mini-podium waarop drie poppenspelers het hele concert
naspeelden. Wanneer Beck een akoestisch ‘One Foot In The Grave’
inzette, had de rest van de groep zich aan de eettafel gezet, waar
het bestek en de glazen de percussie vormden. En dan hebben we nog
niets gezegd over het hilarische filmpje, waarin de poppen de weide
verkenden. Als je er bij stilstaat, is dit natuurlijk een goedkope
manier om de aandacht van de luisteraar op te eisen, maar de
verveeld hebben we ons op geen enkel moment.

Field Music (***1/2)
Sunderland is het stadje waar The Futureheads vandaan komen, u weet wel, de fantastische band die te elfder ure dan toch niet op Pukkelpop besloot aan te treden. Hun vrienden en stadsgenoten (met tevens een stichtend Futureheads-lid in hun rangen) van Field Music waren er daarentegen wel. Zij maakten van de veertig minuten die ze kregen toebedeeld gebruik om het publiek te laten kennismaken met songs van hun eerste langspeler, ouder werk (onlangs ook op de markt gegooid als ‘Write Your Own History’) én enkele nieuwe songs. Field Music koppelt (we citeren, omdat we het zelf niet beter hadden kunnen omschrijven) Beach Boys-melodieën aan Wire-structuren, waardoor hun songs soms bedrieglijk eenvoudig lijken. De broertjes Peter en David Brewis wisselden elkaar af op drums en gitaar, en lieten zich terloops ontvallen blij te zijn eens op een festival te mogen spelen that isn’t shit.

The Dead 60s (***1/2)
De ingrediënten van de gemiddelde Dead 60s-song zijn voornamelijk punk en ska, twee genres waarop dik vijfentwintig jaar geleden aan deze kant van de Atlantische Oceaan nogal enthousiast en uitgelaten rond gebuiteld werd. De sound en de sfeer van die periode weten de Dead 60s perfect op te roepen op hun puike debuutplaat, zodat terecht heel wat volk naar de Club was afgezakt. We hadden dan ook verwacht dat de vier Liverpudlians er van meet af aan zouden invliegen en ons naar de keel zouden grijpen, maar gedurende het eerste kwartier leek het allemaal niet echt op gang te willen komen. Eens het kwartet zijn draai had gevonden op het podium, stond er evenwel geen maat meer op en werd het ene salvo (‘Riot Radio’, ‘We Get Low’) na het andere (‘Ghost Faced Killer’) afgevuurd op de aanwezigen.

Mastodon (***1/2)
Opvallend veel volk kwam afgezakt naar de Skate Stage voor een van de meest frisse metalbands van het moment. Zanger Brent Hinds zegt keurig dankuwel in onze eigen taal. Wij doen hetzelfde voor dit fijne optreden, dat bij momenten net iets strakker mocht zijn. De complexiteit van het gitaarspel vergde veel van onze concentratie, maar voor deze vier Amerikanen hadden we dit meer dan over. “I don’t know if you guys could tell it or not, but that song was not easy to play. But we’re not complaining. We’re just happy to be here“, liet bassist Troy Sanders ons nog weten. Ook wij zijn blij, want ze beloofden terug te komen in november én de nieuwe plaat laat het beste verhopen.

Placebo (***)
Dé schok van Pukkelpop 2006 was niet het “beruchte” optreden van Morningwood, maar wel het nieuwe kapsel van Brian Molko: meer dan één jong meisje slikte duchtig toen het mannetje met een fris geschoren kop het podium opstruinde. Daarmee is ook meteen de enige verrassing in verband met de doortocht op Pukkelpop gemeld. Voor het overige kregen we bijna een identiek scenario als op Werchter voorgeschoteld, inclusief Kate Bush-cover ‘Running Up That Hill’, dus. Iets beter dan toen, misschien, aangezien de groep minder speeltijd kreeg en wijselijk besloot de rustigere nummers van ‘Meds’ op te offeren ten voordele van de grotere hits. En dat zijn er ondertussen toch al wat. ‘The Bitter End’, ‘Every You Every Me’ en ‘Special K’ werden allemaal luidkeels meegezongen, al bleven in dit gezelschap ook nieuwere nummers als ‘Infra-Red’ stevig overeind. Al bij al een degelijk concert, al zal ik me nooit een fan van de groep noemen.

Psapp (***)
Zes mensen komen een voor een op het podium. Uit het niets halen ze instrumenten boven. Eén bandlid maakt ritmische geluiden met een vloerwisser (een ‘aftrekker’ dus), een ander gebruikt een borstel als percussie-instrument. Geen enkel groepslid, de kale drummer uitgezonderd, ziet er uit als muzikant en allen dragen ze kledij die u en ik om het lijf hebben om onze tante met een bezoek te plezieren. Psapp maakt folktronica, leent speelgoeddiergeluidjes van CocoRosie, maar gebruikt deze eerder als gimmick dan als instrument. Hoewel de groepsleden om drie uur ’s ochtends uit de veren moesten om vanuit Londen in de Club te geraken, was van enige vermoeidheid weinig te merken. Opvallend feit: frontvrouw Galia Durant vergat de naam van het nummer ‘The Words’ en besloot dan maar om het ‘Vagina’ te noemen. Een knuffeldier, enkele uren voordien vervaardigd uit de vuile sok van een van de groepsleden, werd overhandigd aan die persoon die het best kon miauwen. De cover ‘Be a Cat’ bleek dan ook een gepaste afsluiter van deze frisse en interessante vertoning.

Orson (**1/2)
In de jaren ’90 waaiden vanuit de Verenigde Staten de New Radicals over naar het Oude Continent, in het eerste decennium van de 21ste eeuw doet Orson dit nog eens over. Net als Gregg Alexander destijds maakt Orson vlot verteerbare, optimistische maar weinig originele feel good poprock, die hen bij de gratie van het internet met ‘Bright Idea’ een dijk van een hit opleverde. De songs van de gelijknamige cd – die ons behalve aan New Radicals ook doet denken aan Boston (!) – werden wel met overtuiging en glashelder op het podium van de Marquee neergezet, ondanks het feit dat het imago van de groep behoorlijk suckt. Leuk voor een (dik) half uur, en dat was nou net wat er van hen contractueel werd verwacht. Net niet foute muziek die ons normaliter Siberisch koud zou moeten laten, maar die we op dagen waarop alles (maar dan ook alles meezit) graag uit volle borst meebrullen. Zoals afgelopen donderdag dus.

Massive Attack (**1/2)
Het concert van Massive Attack liet me nogal met een dubbel gevoel achter, waardoor ik zelfs nu nog moeite heb om er een mening over te vormen. Nu eens denk ik terug aan strakgespeelde versies van klassiekers als ‘Angel’ en ‘Safe From Harm’, maar dan weer herinner ik me de ongeïnspireerde, voortkabbelende nummers die de groep er tussen gooide en die de pijn in de voeten en de vermoeidheid enkel maar in de hand speelden, met als dieptepunt de ongemeen saaie versies van ‘Teardrop’ en ‘Butterfly Caught’. Als vanouds projecteerde de groep facts and numbers over de oorlog in Irak, maar zelfs dit ging de mist in wegens onleesbaar. Vier jaar geleden speelde de groep ook als headliner op Pukkelpop, en bleven ze ondanks de lichte regen anderhalf uur boeien. Benieuwd of Massive Attack zich met de volgende plaat (ergens in 2007) kan revancheren.

Yeah Yeah Yeahs (**)
(Bitch on stage – deel 2) Yeah Yeah Yeah? No. Of toch niet helemaal. Het begon al met slechte omstandigheden. Net voor deze licht fantastische band op de Marquee werd losgelaten, was het zo hard beginnen regenen dat een kwart van de toeschouwers zich geen moer in Karen O interesseerde, rustig met elkaar converseerde en de evoluties in het wolkenlandschap gadesloeg. Wij zagen tussen deze mensen hoe een van de optredens waar we het meest hadden naar uitgekeken, verwaterde tot een slap brouwsel. Oké, ‘Gold Lion’ kreeg het publiek mee, ‘Date With The Night’ en ‘Y Control’ waren leuke afsluiters, maar wanneer een nummer als ‘Art Star’, die megabom uit 2001, elders wordt omschreven als een rustmoment, dan weet je dat het Karen O aan kracht ontbrak om dit tot een goed einde te brengen. Niet getreurd, we blijven Yeah Yeah Yeahs omarmen en leggen Fever to Tell nog maar eens op.

Keane (**)
Ergens halverwege het optreden van Keane haalde zanger Tom Chaplin herinneringen op aan hun vorige doortocht, toen ze voor drie man en een paardenkop rond de middag speelden in de Marquee. Dat de groep nu mainstage gehaald heeft tot daar toe, maar als tweede headliner van de avond? Met 70 minuten speeltijd? Daarvoor vielen de softrockdeuntjes van hun twee albums toch net wat te licht uit. Het concert paste voor het overige perfect bij de muziek: Chaplin en de zijnen kreeg de aanstekers/gsm’s in de lucht, koppeltjes waren heen en weer aan het wiegen en de grootste hits werden trouw meegezongen. Alleen zorgde dat voor iemand die de muziek volledig koud liet, waar ik mezelf bij reken, eerder voor een saai en routineus dan een memorabel concert. Trouwens: waarom huurt de groep niet gewoon een gitarist in, in plaats van gebruik te blijven maken van die goedkope synthesizerklanken?

You Say Party! We Say Die! (*1/2)
(Bitch on stage – deel 3) Ach, dit is zo’n bandje dat niet alleen indruk wil maken met hun groepsnaam, maar ook nog eens on stage wil bewijzen hoe hip het wel is. Zangeres Becky Ninkovic miauwt naar het publiek, wil erg graag Karen O zijn en kon ons niet volledig overtuigen. De zang kwam niet voldoende tot zijn recht tijdens de eerste helft van dit optreden en klonk pas vol wanneer de pianiste Ninkovic vocaal ondersteunde. Elk nummer van deze postpunkband is dan nog dermate op dezelfde manier opgebouwd dat we niet echt van creativiteit kunnen spreken. Next!

Black Strobe (*)
Wanneer je begint met je grootste hit (‘Italian Fireflies’) en je het publiek de illusie geeft dat de set een uur lang even wervelend zal zijn, maar vanaf het tweede nummer al een pak minder interessant klinkt, dan vallen er brokken. Dit scenario overkwam de drie Fransen van de technoformatie Black Strobe. Laat het ons zo stellen: alle nummers waarin Arnaud Rebotini achter zijn instrument vandaan kwam, de microfoon ter hand nam en niet eens zo goed begon te zingen op de beats of riffs van Ivan Smagghe, waren behoorlijk saai en dat is het laatste wat je op een dansvloer wil meemaken. Op de weinige momenten dat hij achter de toetsen ging staan en we drie instrumenten hoorden samenspelen, leefde het publiek op, kon je van een party spreken en begonnen we te bewegen.

aanraders

verwant

recent

Roncha :: Fleecedekentje Thuglife

Berichtje aan alle rappers van België: goed bezig. Onze...

The Gentlemen – Seizoen 1

De serie The Gentlemen was een paar jaar geleden...

Louise van den Heuvel :: Sonic Hug

Op Sonic Hug neemt Louise van den Heuvel de...

Adania Shibli :: Een klein detail

Deining op de Frankfurter Buchmesse afgelopen editie. Kort voor...

Maria Montessori

Tegelijk een feminist én een moeder zijn was geen...

LAAT EEN REACTIE ACHTER

Schrijf uw reactie
Vul hier uw naam in