Een mens moet iets doen met zijn leven, en dus kachelt Alex Callier lustig door. Met Fake Is The New Dope is Hooverphonic alweer aan zijn twaalfde plaat toe, en die laat een staalkaart van de vele gezichten van de band horen. Dat er ondertussen ook een depressie werd overwonnen, gaf inspiratie. ‘Deze plaat gaat over het recht krabbelen.’
enola: Hoe begint jij aan een nieuwe Hooverphonicplaat? Schrijf je gericht rond een idee?
Callier: “Neen. Ik ben altijd wel aan het schrijven, en op een bepaald moment dient zich dan soms een richting aan. Net zo goed zijn we ook niet vies van eclecticisme: het mag al eens alle kanten opgaan. Zo was het eigenlijk al van bij ons debuut. Met “Battersea” stond daar drum-‘n-bass op, maar tegelijk ook een popliedjes als “Club Montepulciano”, en was “Magenta” bijna een soundtracknummer.”
“Ik vermoed dat dat komt door mijn grote fascinatie met de sixties. Als je The White Album van The Beatles hoort, dat gaat van de hard rock van “Helter Skelter” naar het grappige folkliedje “Rocky Raccoon”. Wat Fake Is The New Dope betreft is het vooral de nasleep van de COVID-jaren die alles met elkaar verbindt. Ik ben toen uit een depressie geklauterd, en dat hoor je in nummers als “A Guiding Star At Night”, “Don’t Think” of “The Best Day Of Our Life”. Maar verder staan ze los van elkaar, een album is vooral een collectie liedjes die even vastpint wie wij in een zekere fase van onze carrière zijn.”
enola: Hoe was je in een depressie beland?
Callier: “Door COVID. Ik had het van in het begin voorspeld: dit gaat twee jaar duren. En toch was ik er niet op voorbereid. Mijn vrouw zag het wel komen. Ik roep al jaren dat ik liever in de studio zit, maar ik heb onderschat wat on the road zijn met mij doet, of zelfs interviews geven. Af en toe moet ik eens buitenkomen, dus, mensen zien. Twee jaar lang kon dat nauwelijks, op een paar kleine optredens na, en had ik het gevoel dat ik niets onder controle had. Het eerste jaar ging nog, toen hadden we het Songfestival nog, maar dat tweede jaar liep ik de muren op. Gelukkig kon ik blijven schrijven. Dat hielp wel wat, als therapie.”
“Uiteindelijk konden we in december 2021 enkele shows in Frankrijk spelen. Ik zat op dat moment zo diep dat ik daar al lang geen zin meer in had. Mijn vrouw heeft me ongeveer de bus op moeten duwen, maar het bleek wat ik nodig had. We waren vier uur onderweg toen ik me al wat beter begon te voelen. Na het eerste optreden heb ik het publiek letterlijk ‘merci beaucoup dat ik hier mocht zijn; jullie zijn de beste prozac ter wereld’ gezegd. Ik voelde mij met de slag weer kiplekker. En daar gaat de plaat, nummers als “Best Day Of Our Life” of “Don’t Think”, over: het opnieuw uit het dal klimmen, beseffen ‘just dance and sing, minder nadenken.’ En dus is het daarom geen donkere, depri plaat.”
enola: ‘Fake is the new dope’ is een geweldige titel voor een verkiezingsjaar als dit.
Callier: “Ja. Eigenlijk moet er nog een vraagteken achter, want we stellen er de vraag mee hoe ver we daarin kunnen gaan. Want we zijn er ondertussen allemaal aan verslaafd geraakt. Onze generatie luisterde nog naar bands als Pavement en Dinosaur Jr., die vals zongen en speelden, maar toch geweldig waren. Dat was heel echt, en dat heb je bijna niet meer. Tegenwoordig is elke noot automatisch getuned. Wij doen dat live niet, maar die jonge bands tunen hun zanglijnen zelfs live.”
“En ik wil daarbij wel benadrukken: je moet wel kunnen zingen om dat te doen, want als je er te ver naast zit, dan kan dat systeem dat niet aan. Maar toch, het is een andere generatie. Om je een idee te geven: ik wilde bij The Voice twee kandidaten “El President” van Drugstore en Thom Yorke laten zingen. Geweldige battle, leek me dat, maar ik kreeg dat nummer niét verkocht. Veel te vals, vonden ze, en daar konden ze niet door luisteren om die toffe melodie te herkennen. En daar slaat die titel onder andere op: we zijn verslaafd aan die valse perfectie. We kunnen ook geen onbewerkte foto meer zien zonder te denken ‘wat ziet die er slecht uit’.”
enola: In de jaren negentig was er toch ook al veel getunede dansmuziek?
Callier: “Natuurlijk. En in de jaren tachtig werd er ook al geprogrammeerde muziek gemaakt. Maar als Pet Shop Boys strijkers sampleden, dan klonk dat een beetje plastiek in plaats van echt. Nu zitten we in een fase waarin het geluid daarvan almaar meer realistisch wordt, en mensen het zelfs niet meer door hebben. Dat bedoel ik met fake is the new dope. Alle strijkers, de gitaren; het zijn allemaal samples, en toch zitten er emoties in, en raakt het. Ik heb al discussies gehad met onze violist, die verwacht dat hij live nog wel zal mogen spelen, maar nog maar zelden in de studio. Dat kan. En ik denk dat dat soms goed gaat werken, maar dat het op punten ook middle of the road gaat klinken, en je liever iets anders doet. Er gaat altijd nood zijn aan het menselijke aspect, dus ik ben er niet bang voor. AI, ChatGPT, ik heb daar allemaal geen problemen mee. Ik gebruik het zelf vaak als technisch hulpmiddel, maar er zijn ook vaak momenten dat ik bij zijn input denk ‘neen, dat gaan we toch niet doen’. Op dat vlak leven we in een boeiende tijd, vind ik.”
enola: En wat betreft evenwicht wilde je deze keer dus geprogrammeerde strijkers op de plaat?
Callier: “Ik zocht een hybride geluid, met een fractie van dat Pet Shop Boysgevoel. Zodat mensen zich zouden afvragen of wat ze horen echt of geprogrammeerd is. Door de manier waarop de songs geschreven zijn leenden ze zich goed voor dat geluid. Het mocht wat tussen synthesizer en orkest blijven hangen. Live spelen we echter nog altijd met een strijkkwartet, loopt er niets mee. Daar heb je dus al contrast met de plaat. En wie weet hebben we op een volgende plaat weer een volledig orkest nodig.”
“Vergeet niet: een orkest eist veel aandacht op, en kan de plaats van de stem innemen. Op Fake Is The New Dope wilde ik dat de stem en de gitaar – de essentie – vooraan stonden. En in “And Then I Found You” mocht daar nog een beat bij, en wilde ik plaats overhouden voor een bas. Dan waren die geprogrammeerde strijkers de beste aanpak. Het was puur een arrangementskeuze.”
enola: Dit is bij momenten ook jullie meest dansbare plaat, niet?
Callier: “Op onze manier dan. Ik heb mijn bewondering voor Pet Shop Boys nooit onder stoelen of banken gestoken, of voor Everything But The Girl. Zelfs van bepaalde Kylie-tracks ben ik grote fan, en dat zit wel wat in deze plaat. Dat was niet echt de bedoeling, het kwam er gewoon zo uit. Bij het schrijven volg ik altijd mijn buikgevoel, ook als ik met anderen samen schrijf. En deze keer was dat opnieuw wat meer de elektronische muziek van de jaren negentig: old school hiphop en triphop, four to the floor-beats, de Todd Terry-remixen van die tijd. Dat zit er heel hard in, maar daarnaast zijn er ook wel wat buitenbeentjes als “Two Wrongs Right”, “Somebody” of “Por Favor”. Dat laatste is wel een bijzonder nummer, en tegelijk niet. Als je naar “Full Moon Duel” van onze vorige plaat luistert, of veel van op Jackie Cane, dan hoor je dat dat Spaanse, spaghetti-westernachtige er altijd al in zat. Maar dit is nog eerder geïnspireerd door Mariachi. En ik hoor er ook wel wat Calexico of Manu Chao in.”
enola: Om eerlijk te zijn moest ik bij “Por Favor” aan Belle Perez denken.
Callier: “Dan heb jij nog nooit goed naar Belle Perez geluisterd, want dan zou je beseffen dat je er compleet naast zit. “Por Favor” is alternatief, maar dat is ons probleem in België: hier worden we steevast bekeken als commerciële groep. Dat zijn we niet. In het buitenland bekijkt men ons wel als alternative, dus daar zouden we dit soort vergelijkingen nooit krijgen. En ok, we hebben veel platen verkocht en grote shows gespeeld, maar toch zijn we altijd een alternatieve band geweest, ook nu nog. En ook met “Por Favor” is dat niet anders. Alleen al die tekst zou Belle Perez nooit zingen, en ten tweede: hoe dat gesampled, geknipt en geplakt is, dat zou zij nooit doen. Dat zijn old school hiphoptechnieken.
enola: Ik heb jullie nooit als een commerciële groep beschouwd, maar ook nooit naar jullie gekeken als alternatief. Jullie waren iets sui generis.
Callier: “We hebben altijd ergens op de middenlijn tussen beide gebalanceerd. Het idee was altijd om een zo groot mogelijk publiek bereiken zonder onszelf te verloochenen. Met “Eden” hebben dat punt voor het eerst echt bereikt. Dat liet exact horen wie we waren, en toch ging dat plots heel breed. En dat is wat we zijn blijven doen. Op het Eurovisie Songfestival stonden we bijvoorbeeld met “Wrong Place”, een nummer dat toch wat donker was, met wat tweedegraadshumor; er zat een knipoog in.”
enola: Wat haal je uit dat co-writen?
Callier: “Het nadeel als er maar één songwriter is, die dan ook nog eens zijn eigen nummers zingt, is dat het al snel als een herhaling klinkt. Het is herkenbaar, dat is goed, maar tegelijk hoor je dan wel elke keer dezelfde manier van melodieën maken, frasering; dat is namelijk zijn persoonlijke manier. Ik ben ergens tussen onze tweede en derde plaat begonnen met anderen samen te werken om dat te doorbreken. Om eens andere zanglijnen te krijgen, of een verschillend arrangement. Daarom zetten mensen volgens mij ook graag eens een playlist op: dan krijgen ze tien nummers van verschillende songsmeden, met verschillende soorten melodieën, en een andere stem.”
“Dat is ook hoe Massive Attack interssant blijft: als je met Hope Sandoval een nummer kunt schrijven, dan krijg je meteen en ander gevoel. En dan gaat het me niet eens om de stem, maar om hoe iemand altijd zijn eigen manier heeft om een zanglijn te bedenken. Al blijft het een evenwichtsoefening, want een zekere herkenbaarheid houden is toch ook belangrijk. Je wil alleen dat ze willen blijven eten, dat ze niet het gevoel hebben dat ze het nu wel gehoord hebben. En dat gaat ook voor ons op, door met anderen te schrijven houden we het boeiend voor onszelf.”
enola: Co-writing kan ook je signatuur zo verwateren dat het je enkel maar middelmaat oplevert.
Callier: “Je moet het goed doseren, dan heb je dat probleem niet. Deze keer zijn er een vijftal nummers met anderen gemaakt. “Don’t Think” en “Por Favor” met Luca Chiaravalli met wie ik al vaker schreef, en dan werkte ik ook met Maria Broberg en Abby Jones, twee jonge zangeressen, met wie ik “Somebody”, “Two Wrongs Right” en “The Best Day Of Our Life” schreef.”
enola: Dat laatste nummer is een trip recht naar de klassieke Hooverphonicjaren van rond de eeuwwisseling.
Callier: “Absoluut. Toen ik dat schreef met Maria was dat even magisch. We hadden ’s ochtends “Two Wrongs Right” geschreven, en we hadden nog tijd over om nog iets te proberen. En daar is dat nummer ontstaan. Dat zijn altijd de leukste momenten. Ik heb dat met Luca ook wel eens, dat we al iets anders hebben geschreven, en er nadien heel snel en spontaan iets extra ontstaat.”
“Het grappige is dat die jonge mensen niet gewoon zijn om meer dan drie akkoorden te gebruiken. Toen we “The Best Day Of Our Life” schreven, suggereerde ik om ergens te gaan moduleren. Vroeg Maria hoe we terug zouden raken naar de oorspronkelijke melodie. Wist ik niet, zei ik. We zouden wel zien. ‘Het zal gebeuren’. Maar eerst lunchen, en na de lunch zouden we dat wel fixen. En effectief: eenmaal terug, pakten we het opnieuw op, en bleek de oplossing zo eenvoudig als kon zijn. Wat maar weer bewijst dat je soms wat afstand moet nemen.”