The Clockworks

Dat er in Ierland van een vat post-punk uit een goed jaar wordt gedronken is geen nieuws. U kent Gilla Band, Fontaines DC, Murder Capital. Landgenoten The Clockworks doen het echter nét iets anders, en grijpen terug naar die eerste revival van het genre. Alsof het nog elke dag 2005 is.

Het was ‘de beste repetitie die hij ooit had gezien sinds die van Oasis’, ergens begin jaren negentig. Als Alan McGee van Creation Records dat zegt, dan lach je dat ondanks zijn eeuwige grootspraak toch nooit helemaal weg. De legendarische labelbaas tekende de groep on the spot, en hij had gelijk. Want ja, The Clockworks is wel degelijk een opwindend nieuw bandje, eentje dat niet alleen bestaat uit retestrak spelende muzikanten, maar ook het soort nummers hebben die je na één keer kunt meezingen.

Neem nu “Bills And Pills”, vroeg in de set, met zijn staccato begin ‘Hannah’s into Charlie / Charlie is a speedfreak / David likes to dabble but he’s scared to be in trouble’ om via een aanstekelijk ’the bills keep coming, so the pills keep coming’-refrein uit te komen bij een al even brulbaar ‘He’d sell water to a drowning man’. In een interview sprak de band de hoop uit ooit een nummer te schrijven dat op de soundtrack van Trainspotting had gepast; dit komt in de buurt.

‘It wasn’t even anger expression, it was self expression’, zegt frontman James McGregor over zijn scherpe maatschappijkritische teksten. Dat heb je met een generatie die een Ierland leerde kennen dat op zijn knieën uit de kredietcrisis van 2008 kroop: “we’re post-punk, post-truth, post-Europe, post-youth / Post-modern, post-faith and God, and post-post too”. Met zijn sociale commentaar doen zijn teksten al eens denken aan de observaties van Mike Skinner, maar de muziek is anders – snediger.

De band brengt het immers allemaal in vurige, post-punkvignetten; dansend op een strakke beat die herinneringen oproept aan de Editors van The Back Room, of het vroege Franz Ferdinand, net voor ze de bocht naar zo’n instrumentaal meezingstukje inzetten. Geheim wapen gitarist Sean Connelly, kan echter meer aan, en draait zijn hand niet om voor een vleugje Johnny Marr of zelfs Peter Buck (dat riffje van “Throw It All Away”!). Drummer Damian Greaney houdt het ondertussen levendig met eeuwig tegenwringende ritmes.

Speelt dit kwartet als gerodeerde veteranen, dan merk je aan McGregor nog wat prilheid. De frontman staat er nog te veel als gitarist, durft slechts zelden het publiek echt bij het nekvel te grijpen. Het is een euvel dat zich enkel in de iets flauwere nummers – denk “Feels So Real” – doet opvallen. Wanneer hij zich vastbijt in de parlando-intro van “Stranded In Stansted” (very Murder Capital) of een verbeten “Can I Speak To A Manager?” is dat gebrek aan podiumkuren nauwelijks een bezwaar.

Het beste nummer dat deze Ieren hebben heet nog altijd “Enough Is Never Enough”, een venijnige stamper die niet één, maar twéé refreinen heeft. Zelfs al is dit ‘maar’ Trix Café, zelfs al zijn er slechts dertig koppen in het publiek, het is genoeg voor een kleine moshpit. Dit is een geheide hit, die dringend op alle soorten alternatieve radio’s hoort.

Tien nummers speelden The Clockworks vanavond, en geen daarvan ging onder de lat. Tien nummers  is genoeg. Laat dat debuut maar komen.

2 REACTIES

LAAT EEN REACTIE ACHTER

Schrijf uw reactie
Vul hier uw naam in