Matthew Shipp die een concert in België speelt. Dat gegeven is al even zeldzaam als een voetbalploeg uit West-Vlaanderen die met de landstitel gaat lopen. Maar kijk, Club Brugge werd na elf jaar dan toch nog eens kampioen en de New Yorkse pianist speelde op zijn beurt een nogal laat aangekondigd soloconcert in het kleine Drogenbos.
We moesten eerlijk gezegd even op de kaart kijken waar het lag, de CaliClub, waar de fenomenale pianist totaal onverwacht op de affiche was verschenen. Zo’n kanjer van een muzikant verwachten we dan ook eerder in een concerthuis waar men gedurende jaren een publiek voor dit soort van jazz en improvisatie heeft opgebouwd, een club als De Singer bijvoorbeeld. Dat was in Drogenbos duidelijk nog lang niet het geval. Shipp, de man die jarenlang zowat de rechterhand was van saxofonist David S. Ware en zelf al twee decennia furore maakt met musici als William Parker, Mat Maneri en Ivo Perelman, speelde in de wat overdreven chique club voor een wel zeer karig opgekomen publiek. Al hadden we het wel een beetje zien aankomen door de erg late aankondiging van de show en de minimale promotie.
Leren zeteltjes, prijzige drank en een bordje “gereserveerd” op een van de tafels voor het podium, het is niet meteen onze geprefereerde concertomgeving. Gelukkig konden we de focus al snel op de muziek leggen, met een uitgebreide openingsset van de Belgische pianist Casimir Liberski. We hadden zijn naam al een paar keer horen vallen gezien hij een tijdje in New York vertoefde en daar een plaat opnam met Thomas Morgan en Tyshawn Sorey, maar het was de eerste keer dat we hem live aan het werk zagen. Het was alleszins een aangename kennismaking met deze pianist, die duidelijk over een zeer brede smaak beschikt en heel uiteenlopende genres prachtig in elkaar liet overlopen.
Was het openingsstuk nog eerder voorzichtig en beheerst melodieus, dan trok hij bij het tweede deel al heel wat (jazz)registers open. De accenten werden duidelijk wat meer richting blues gelegd en qua ritmiek kwam af en toe een stride-figuur bovendrijven. Er mocht al eens een weerbarstige noot weerklinken en de solerende rechterhand fladderde losjes over en weer over het klavier. Op technisch vlak heeft Liberski duidelijk niet veel meer te leren, alleen was hij af en toe nogal bruusk in het afronden van zijn stukken. Op een gegeven moment leek hij zich er zelfs even voor te excuseren, al was dat misschien ook voor het vreselijke, krijsende geluid dat de pianokruk maakte wanneer de poten ook maar minimaal van hun plaats werden verschoven. Volgende keer toch maar een tapijtje leggen.
Na verloop bloeide de pianist helemaal open en gooide hij alle remmen los. De risico’s in zijn spel zorgden soms voor extreme sfeerschommelingen, met af en toe een zwaar akkoord of een cluster, maar tegelijk ook virtuoze en jazzy uithalen in een collage-achtige samenhang. Hij wist met twee akkoorden soms vanuit een zwaar ritmische houding, plots in een vederlichte wals over te gaan om vervolgens een breuk te creëren via een stevige dissonant. De composities die hij speelde voelden soms bekend aan, maar we konden er onze vinger niet opleggen. Pas wanneer hij het bloedmooie “When I Am Laid in Earth” uit Henry Purcells opera “Dido And Aeneas” weerklonk, was de herkenning duidelijk. Een fenomenale en respectvolle uitvoering van een van de meest ontroerende barokaria’s liet de tijd even stilstaan en illustreerde Liberski’s veelzijdigheid als pianist. Het slotakkoord waarin we “Purple Rain” herkenden deed daar nog een schepje bovenop.
Door deze verrassend goeie openingsact keken we nog wat meer uit naar de soloset van Matthew Shipp, de man die ons op een woensdagavond naar deze verre uithoek in de Brusselse rand had gelokt. De 55-jarige Amerikaan leverde recent toch weer een hele reeks sterke platen af, waaronder een geweldig eerbetoon aan Duke Ellington (To Duke), de trioplaat The Conduct Of Jazz, het stevige Our Lady Of The Flowers en het soloalbum Piano Sutras, waardoor we dit concert echt niet wilden mislopen. In een soloconcert manifesteert Shipp zich bovendien in zijn meest pure vorm en draaien traditie en vernieuwing als één gegeven mee in de muzikale carrousel. Argumenten genoeg om reikhalzend naar deze show uit te kijken.
Wie Shipp op sociale media volgt, weet dat de man een zwak heeft voor de bokssport. De manier waarop hij het klavier op sommige momenten aanviel, met een ononderbroken combinatie van linkse en rechtse stoten, deed daar onwillekeurig aan denken. Men kon hem op die momenten horen kreunen en zuchten, want de razendsnelle bewegingen op de toetsen waren niet alleen op muzikaal vlak erg intensief maar duidelijk ook fysiek. In een lange, geïmproviseerde set leek Shipp verschillende elementen te ontwikkelen, waarbij figuren en motieven af en toe terugkeerden, maar waarin ook wel eens een bekende melodie of een standard passeerde. Aan titels wagen we ons niet, maar op een gegeven moment leek het toch op een stukje “On Green Dolphin Street” dat ergens onder een laagje zat verstopt.
In zijn improvisaties weet Shipp altijd heel mysterieuze maar aanstekelijke vamps te ontwikkelen, die vervolgens als ankerpunten in de set worden gebruikt. Ook deze keer passeerden verschillende van deze catchy riedels, die soms met veel geweld uit de kleine vleugelpiano werden geramd. Het maakte zijn muziek op een vreemde manier toegankelijk, al zullen de meningen daarover wel verschillen, want hoewel Shipp de traditie duidelijk erg genegen is, is zijn esthetiek nog mijlenver verwijderd van het conventionele jazzgebeuren.
Een vol huis was de man jammer genoeg niet gegund, maar de weinige aanwezigen kregen wel waar voor hun geld. Shipp toonde zich gedurende een uur alweer een heel idiosyncratisch pianist, een unieke improvisator waar we telkens met plezier enkele uurtjes slaap voor skippen. Maar de volgende keer zien we hem toch graag op een iets geschiktere locatie.