De getormenteerde kunstenaar is een dankbaar dramatisch thema. Michelangelo, Herman Brood, Kurt Cobain, allen genieten ze roem omwille van hun artistieke praktijken enerzijds en hun tragische levensloop anderzijds. Extreme hoogtes en laagtes lijken nu eenmaal onlosmakelijk met elkaar verbonden. Zo ook in Chet, een stuk dat niet zozeer een biopic is, maar eerder een karaktertekening van zij die als gekwelde genieën worden aangeduid.
You’ve been hanging around here trying to make yourself invisible behind this fragile little fuck-up routine but you can’t. You’re anything but invisible. You’re big. You’re kind of a great mess. It’s like a candle burning at both ends, but it’s beautiful. No amount of booze or weed or attitude is going to hide that. Een citaat uit Birdman van Iñárritu, dat dezelfde materie behandelt. Great mess van dienst is Tom Vermeir, die als Chet Baker-achtige ten tonele verschijnt. Technisch gezien is Chet een monoloog. In werkelijkheid gaat het hier over een concert-theater hybride waarin muziek en geluid een sterrenrol krijgen. Met een podium vol muzikanten kan dat nauwelijks anders. Het gaat hier over Tom Vermeir, Dag Taeldeman, Frederik Heuvinck (3/5 van A Brand) én Ben Brunin (Vive La Fête) als tijdelijke supergroep, die nummers van Chet Baker serveren in een heerlijk verwrongen korstje. Wanneer Tom Vermeir dan om zijn eigen zinnen heen danst zorgen de drie anderen met hun voortdurend spel voor een tweede stem. Een aanhoudende baslijn is ook een spanningsboog.
De tekst van Koen De Sutter en Tom Vermeir wordt opgebouwd tot een soort Icarus-onthulling, volledig in lijn met de manier waarop Chet Baker in 1998 aan het einde van zijn leven kwam. Op momenten dat de tekst heel psychologisch wordt, is de muziek daar om die zwaarte te helpen dragen. Het is echter niet allemaal kommer en kwel, want ook met tragiek kan en mag gelachen worden. In een van die lichter verteerbare stukken ontwaren we zelfs een mogelijke nieuwe hit voor Kenji Minogue: ‘t zit iets in den oven. Hier zit Ben Brunin misschien voor iets tussen.
Chet is goed omdat het geloofwaardig klinkt. Echte muzikanten brengen echte muziek. Tom Vermeir vertelt over gevoelens die hem waarschijnlijk niet volledig vreemd zijn. In iedere kunstenaar schuilt wel een soort van Icarus, waardoor we niet echt het gevoel hebben dat er iets ‘gespeeld’ wordt. Een detail dat helpt om dit stuk niet te beschouwen als een vertolking van Chet Baker is zo eenvoudig als het vervangen van een trompet door een saxofoon. Chet speelt trompet, Tom speelt saxofoon. Het feit dat de nummers ook met verve en integriteit vertolkt worden, draagt hiertoe bij. De setting is helemaal juist, met warme lampen en strategisch geplaatste spiegels voor een heerlijk en gezellig kroeggevoel. De simpele opstelling, met instrumenten en kabels alom, zorgen voor een zeer aangenaam openbreken van de theaterconventies. Na de vertolking van de eerste Baker-song stonden redelijk wat mensen op het punt om in applaus uit te breken. En terecht.
Als je een biografisch stuk verwacht, zou je je wel eens bedrogen kunnen voelen. (Misschien was dat het probleem voor de zuchtende vrouw op de vijfde rij.) Wie daarentegen zoiets heeft van: let’s get lost, gewoon doen.
Chet speelt nog tot 4 juni 2016. De volledige speellijst vind je op