Met het Bimhuis beschikt Amsterdam over een jazztempel die tot ver in het buitenland bekend is, maar er is meer. Kleinere plaatsen als Zaal 100 en Splendor zorgen ervoor dat ook de jongeren en het experiment ergens terecht kunnen en ze spelen hun rol als ontmoetingsplaats en creatieve broeihaard. Het voorbije jaar groeide ook De Ruimte met zijn Space Is The Place-concertreeks uit tot een gewaardeerde nieuwkomer. De verhuis naar een nieuw pand in Amsterdam-Noord werd gevierd met een uitbundig feest dat de gedroomde doorstart was.
Voor de opening van die nieuwe De Ruimte, gevestigd in ‘de verkeerstoren’ — een gebouw dat daadwerkelijk iets heeft van een verkeerstoren van een luchthaven, gekruist met een ruimteschip — kan je vanaf nu terecht voor muziek in allerlei vormen, maar er is meteen ook een ontmoetingsplek-annex-restaurant aan gekoppeld, en dat is een combinatie die op de openingsavond duidelijk aansloeg. Het ene moment eet je er een lekkere, gezonde en betaalbare maaltijd, en even later word je ondergedompeld in een feest dat nog tot ver in 2016 zal nazinderen. Dit is immers het soort locatie waar je The Ex aan het werk moet zien. Ver weg van alle kille beton, overbodige lichtshows en andere poespas werd het een zweterig, opzwepend dansfestijn dat de vitaliteit van het Amsterdamse kwartet voor de zoveelste keer onderstreepte. Maar er was meer, want er waren nog wat genodigden uit de improscene ingeschakeld.
Zo werd de spits afgebeten door het trio Oscar Jan Hoogland (elektrisch clavichord), Wolter Wierbos (trombone) en George Hadow (drums), die nooit eerder samen speelden, al viel dat er niet aan te merken. Het begon met een luide knal, en Hoogland die zijn clavichord liet klinken als een brute, ontstemde gitaar, die hij vervolgens bewerkte met schaaltjes, stokjes en roterende speeltjes, terwijl Wierbos meteen kon reageren met grof sputterende en ronkende klanken op de trombone. Hadow nam nu een andere rol op dan bij het Blue Lines Sextet vorige week. Was hij daar een attente, swingende en soms ingetogen aftastende deelnemer, dan draaide het nu veeleer om kracht, met onaflatend geroffel en een explosieve start/stop-dynamiek.
Het zorgde ervoor dat de eerste improvisatie het volume en de directheid van bronstige rock-‘n-roll had, maar die liep daarom niet uit in een potje eendimensionale powerimpro — daarvoor was het verkeer te grillig, te kwiek en gevarieerd. Het tweede deel startte bovendien heel wat genuanceerder en abstracter, liet meer ruimte vallen en kreeg gaandeweg een nauwere focus, zeker toen Hoogland uit die kolkende, haast bluesy clavichordlijnen een motief distilleerde dat de muziek plots een even aanzwellende als toegankelijke wending gaf. Het trio groeide steeds dichter naar elkaar toe, en het leek wel alsof er een homogene compositie aan te pas kwam. Het knapst was echter dat geen mens zou geloven dat het trio nooit eerder samen speelde. Dit klonk even fris als hecht.
Ab Baars en Joost Buis speelden onlangs nog een paar duoconcerten met een Ellington-programma, een samenwerking die minstens al teruggaat naar Kinda Dukish (2005), waarop het Ab Baars Trio werd aangevuld met Buis voor een verzameling Ellington-composities die binnenstebuiten gekeerd werden. Maar dit was van een heel andere orde. De set duurde amper twintig minuten, bestond uit drie stukken, en was een opmerkelijk lesje in vrije improvisatie, waarbij Buis, die doorgaans ook een iets meer gestroomlijnde aanpak hanteert dan pakweg Wolter Wierbos, de zachte(re) tegenhanger was voor het spel van Baars.
Die legde zich van meet af aan immers toe op verhakkelde improvisatie waarbij regelmatig een excentrieke sound en hortende ideeënstroom werd uitgestoten. Ontzet gebrul als een overslaande stem, huilend gejammer, momenten waarop het mondstuk van de tenorsax haast opgegeten leek te worden, en dan nog die schrille uitschieters op klarinet. Voor wie nietsvermoedend binnenwandelende ongetwijfeld een eigenaardig moment, maar het spel kreeg binnen de kortste keren een indrukwekkend expressieve, emotionele lading en een algemene indruk van getormenteerde breekbaarheid. Een intensiteit die onder de huid kroop en mooi gekaderd werd door Buis.
De Ethiopische Afework Nigussie, die er in het verleden ook al enkele keren bij was, bleek de opwarmer voor The Ex. Zichzelf begeleidend op een snaarinstrument, bracht hij songs die ontstaan waren uit een eeuwenoude traditie en commentaar gaven op actualiteit, maar ook uitnodigden tot dansen. Hoewel het muziek is met een heel eigenaardige ritmiek en haast associatieve flow, sloeg het meteen aan en toen Kat Bornefeld voor de nodige ondersteuning zorgde, kon het dansfeest beginnen. En dat zou vervolgens nog even aanhouden, want een stampvolle Ruimte was duidelijk gekomen om alle remmen los te laten. Het werd een hoogmis aan het altaar van het ritme, waarbij de rollende patronen van Bornefeld en de schurende en botsende gitaren van Arnold De Boer, Terrie Hessels en Andy Moor samensmolten tot een heen en weer stuiterend orgaan. De aanhoudende baritonmetronoom van Moor was in “Four Billion Tulip Bulbs” de aanzet, de rest volgde gretig. Lichamen schoven heen en weer, gitaren rammelden, raasden, werden vervlochten, vuurden als machinegeweren.
Er zaten wel een paar kalmere momenten in de set verstopt — een hypnotiserend “Every Sixth Is Cracked” zorgde even voor een wrange ondertoon, en voor “Top Of My Lungs” kwam Bornefeld even vanachter haar drumstel — maar het was duidelijk dat de band van plan was om het als vanouds te laten draaien om energie en participatie. Naarmate de set vorderde was het dan ook niet altijd duidelijk of het ging om een concert of een collectief ritueel. Muzikanten en publiek liepen, botsten en dansten door, naast en samen met elkaar; in het publiek was geen ziel te bespeuren die er stil bij kon blijven staan. Je zag bij momenten enkel een kolkende massa van lichamen, van twee of drie generaties, nu en dan vloog er eentje de lucht in en even ging er zelfs eentje aan het plafond hangen. Het leek wel alsof zelfs de vloer van De Ruimte mee in beweging kwam.
De meeste songs waren al bekend, maar ze klonken nu vinniger, onstuimiger dan ooit. De gekapte furie van “Addis Hum” en dat roterende patroon van “That’s Not A Virus” waren ongemeen opzwepend, dwongen tot bewegen. En terwijl Wierbos de eerste was om zich vanachter de band te laten horen, waren Buis en Baars ook snel van de partij voor een viering die compleet uit z’n voegen barstte. Het tweeluik aan het einde van de set was niet minder dan fenomenaal: “How Thick You Think” gekoppeld aan “I Can Foresee”, dat uithaalde met een ziedende finale van gitaarherrie en blazersgeweld. In de bisronde was volksdans “Lale Guma” dan weer het ideale, opjuttende uitroepteken achter deze set van The Ex in ideale omstandigheden. En zo was het mogelijk dat een band die we al zo vaak zagen, op de meest uiteenlopende plaatsen, met een resem songs waarvan we de meeste door en door kenden en die we al hoorden in zoveel versies, toch een concert speelde dat aanvoelde als een eerste opwindende kennismaking, een moment voorzien van de knetterende magie die voor tintelingen van kop tot teen zorgde. Je kan er gif op innemen dat die van De Ruimte/Space Is The Place niet een beetje fier zijn om daar op te kunnen verder bouwen. Je zou voor minder. Man, wat een avond.
The Ex feat. Wolter Wierbos & Ab Baars staat op zaterdag 13 februari op het Brand! Festival in Mechelen.