Dat vrij geïmproviseerde muziek niet altijd leidt tot organisch vloeiend verkeer (of het nu gaat om een mijmerende droom of een wentelende tornado), werd woensdagavond bewezen door drie kerels die het elkaar niet bepaald makkelijk maakten. Het wrong en schuurde een eindje weg, was vast voer voor uitgebreide discussies achteraf, maar vooral ook een echte stap voorbij het comfort, inclusief alle voor- en nadelen die daarbij horen.
Sinds gitarist Dirk Serries zijn vaste thuisbasis – die van de traag ontvouwende gitaarsculpturen – is beginnen aanvullen met uitstapjes richting vrije improvisatie, is zijn productiviteit er niet bepaald op achteruit gegaan. Het leidde intussen al tot een samenwerking met een resem tenoren uit binnen- en buitenland, waarvan de Amerikaanse Amsterdammer John Dikeman (Cactus Truck, Universal Indians) ongetwijfeld een van de meest opmerkelijke is. De twee namen een album (Cult Exposure) op dat zich zowat in het midden ophield tussen de bezwerende gitaarmantra’s van Serries en de extatische freejazz van Dikeman. Een opvallend nieuw geluid, waarbij elk misschien niet zozeer vasthield aan bekende tactieken, maar wel een eigen sound.
De duosamenwerking kreeg snel een paar concertvervolgen met intussen al vier verschillende drummers. De eerste was Tomas Järmyr, die Serries al kende van Yodok III en – opnieuw – een duoproject (The Void Of Expansion). Dan volgde Teun Verbruggen (ook al te horen met Serries in duo als Art Of Cosmic Musings) en onlangs nog Onno Govaert (Cactus Truck) voor een handvol concerten. Nu was het de beurt aan René Aquarius, helft van het Nijmeegse terreurduo Dead Neanderthals en opnieuw een muzikant met een heel andere achtergrond, waarin vrije improvisatie gelijke tred houdt met noise, freejazz, grindcore en allerhande experimentele afbraaktechnieken.
Meteen viel ook op dat Aquarius daadwerkelijk anders klinkt dan zijn voorgangers. Järmyr is organischer, Verbruggen zorgt voor ononderbroken nervositeit en detailspel, Govaert liet een overkoepelde flow en intuïtie horen. Aquarius is ongeduldiger en reageert extremer. Samen met Dikeman leidde het herhaaldelijk tot turbulente interactie op het kruispunt van de punkjazz, met ratelend gehamer, kletsende cimbalen, knallende kick drum en natuurlijk dat hysterische blaaswerk van de saxofonist, dat nog altijd zorgt voor een viscerale impact die door weinigen van weerwoord voorzien kan worden. Tegelijkertijd was het fijn om te horen dat die Aquarius vanuit een andere hoek komt. Die snare drum sound alleen al lijkt zo uit oude grindcore-platen te komen, terwijl zijn op de trommelspel voortdurend volgestouwd wordt met die vlugge ra-ta-tat-salvo’s.
Ondanks de grillige insteek hadden de vorige albums en concerten met Serries toch een duidelijk lijn en een consistentie die zorgde voor een trance-effect. Dat was nu wel even anders. De gitarist koos deze keer immers niet enkel voor de zo bekende loops en breed uitwaaierende gitaargolven, maar ging zich een paar keer te buiten aan allerhande atonale ontregeling, o.m. met een schroevendraaier en een strijkstok (al was die variatie door een te laag volume jammer genoeg niet altijd hoorbaar), wat tot gevolg had dat het oog van de storm dat doorgaans een schijn van controle hoog houdt, nu afwezig was. Deze combinatie klonk dan ook een stuk grilliger dan verwacht.
Het werd Serries dan ook niet makkelijk gemaakt. Krijgt die normaal volop de tijd en de ruimte om zijn spel rustig te laten ontwikkelen, dan werd hij langs twee kanten belaagd en voortdurend gedwongen om die uitgetekende plannen voortijdig te laten varen. Dat zorgde ervoor dat het concert lange tijd gedomineerd werd door een wringende spanning op het randje van de implosie, zeker toen Aquarius minutenlang een kale, maar oorverdovende reeks slagen aanhield. Ook voor Dikeman was dat duidelijk wennen. Is het normaal al een uitdaging om zijn weg te vinden in een massief blok, dan werd de tegendraadsheid hem al uit handen genomen. Misschien dat hij daardoor regelmatig koos voor een meer conventionele (nu ja) aanpak, door in te zetten op meer harmonieus spel met soms een verrassende gevoeligheid. Alsof hij de brokken van de bijna spaak gelopen relatie naast hem wilde lijmen.
Niet dat het daarom afliep op een sisser. Het was eigenlijk een treffend voorbeeld van een stel muzikanten die de valkuil van het comfort wilden mijden, de boel radicaal omgooiden en daardoor het risico liepen onherroepelijk op hun bek te gaan. Maar liever dat dan zich te nestelen in al te aardig heen-en-weerverkeer. Het werd dus geen mislukking, al was het wel even spannend toekijken hoe de verhoudingen moeizaam hersteld werden en naar oplossingen gezocht werd. Daarbij werden de rollen even op z’n kop gezet, met Dikeman die aangewezen was op volgen en Serries die al helemaal opgejaagd werd en vermoedelijk nog maar zelden zo hard gedwongen werd om de controle los te laten. En Aquarius, de joker van het stel, die zat ernaar te kijken met een sardonische glimlach, in het besef dat z’n opzet geslaagd was. Het was balanceren op de dunne grens tussen een uitdagend avontuur en een kamikazevlucht. En zo hoort dat af en toe ook te zijn in die vrije improvisatie. Levende, lillende muziek, met het recht – of nee: de plicht – om het boeltje grondig overhoop te gooien.