Enkele maanden geleden kwam de kinderkomedie ‘Snow Dogs’ uit,
een film die ik met plezier links heb laten liggen, al was het maar
omdat Cuba Gooding, Jr. erin meespeelde. In de trailer voor die
film zagen we de honden uit de titel met een zonnenbril op in een
strandstoel zitten, lurkend aan een cocktail met een parapluutje,
maar ik heb me laten vertellen dat dergelijke momenten in de film
zelf zo goed als afwezig waren. Dat à l die scènes ook in de trailer
zaten. Dat soort van publieksbedrog wordt ook begaan in ‘Kangaroo
Jack’, een jeugdfimpje dat er in de trailer uitziet als een
potentieel geestige komedie over een hippe, wandelende, pratende
kangoeroe. De eigenlijke film daarentegen, gaat over twee absoluut
onhippe, oninteressante en ongrappige jongens uit New York die
achter een kangoeroe aanzitten – het beest zelf praat enkel in een
korte droomsequens, en doet voor het overige weinig buiten van punt
a naar punt b springen. En al die kinderen die zaten te wachten tot
de Australische buideldrager aan zijn show zou beginnen? Sorry,
kids, maar dat is dan marketing.
Charlie (Jerry O’Connell, het dikkerdje uit ‘Stand By Me’ en
later te zien in ‘Scream 2’), is de stiefzoon van New Yorkse
gangster Sal Carbone (Christopher “show me the money” Walken), en
als eeuwige kluns die zijn stiefvader keer op keer in verlegenheid
brengt, een doorn in het oog van de maffioso. Na een zoveelste
genant voorval worden Charlie en diens boezemvriend Louis (Anthony
Anderson) door Sal naar Australië gestuurd met de opdracht 50.000
dollar te bezorgen aan een zakenrelatie. Kwestie van hun fouten
goed te maken, weet u wel. Eens ginder, rijdt Charlie echter een
kangoeroe aan – ze denken dat het dier dood is, en aangezien er
maar weinig leuker is dan met een groot overleden zoogdier te
rotzooien, trekt Louis het beest zijn jasje aan om ermee te poseren
voor een foto. De kangoeroe komt – verrassing! – echter plots weer
tot leven, en springt weg, met het jasje én de 50.000 dollar die
erin zaten. Wat volgt, is een voorspelbare, steeds irritanter
wordende klopjacht op de kangoeroe, terwijl zowel de Australische
maffia als de jongens van Sal achter hen aanzitten.
Regisseur David McNally en producer Jerry Bruckheimer maakten
enkele jaren geleden al het lamentabele ‘Coyote Ugly’‘, en wie dacht dat de onzalige
tandem na dat gedrocht niet dieper kon zinken, is eraan voor de
moeite. ‘Kangaroo Jack’ is zo onhandig in elkaar gestoken, dat
enkel de goeie CGI voor de kangoeroe je ervan kan overtuigen dat
dit géén eerste poging van een stel amateurs is.
Een groot gedeelte van de schuld ligt bij de beide hoofdrollen,
O’Connell en Anderson, een duo dat zo slecht staat te acteren dat
het celluloid er bijna van smelt. Let op een scène waarin ze zitten
mee te kwelen met een liedje op de radio en onverklaarbaar beginnen
te lachen. Op dat moment zit je naar twee personages te kijken die
je zo hard op de zenuwen werken dat je actief begint te duimen voor
de gangsters. Ze hebben geen chemistry, het klikt niet – je ziet
geen twee vrienden die elkaar al jaar en dag kennen, je ziet enkel
twee acteurs die hier enkel in meedoen omdat ze a) goed betaald
worden, en/of b) altijd al eens naar Australië hebben willen gaan.
Vooral Anderson, de comedy sidekick voor O’Connell, is spectaculair
slecht. Hij perst hoge piepstemmetjes door z’n strot, zwaait met
z’n armen en trekt gezichten alsof z’n leven ervan afhangt.
Subtiliteit is een eigenschap die in deze film niet hoog in het
vaandel wordt gevoerd.
Dat laatste is iets dat ook duidelijk wordt gemaakt in het
gevoel voor humor dat hier aan de dag wordt gelegd: scheten latende
kamelen waren natuurlijk een verplicht nummer (een komedie zonder
geruft is geen komedie), maar nog liever dà t dan al die pathetische
one-liners waarvan je nauwelijks zeker kunt zijn of ze wel geestig
bedoeld waren.
Op een bepaald moment in ‘Kangaroo Jack’ wordt uitgelegd wat de
gevolgen van een verdovingsgeweer zijn: fase één is tijdelijke
blindheid. Fase twee is gedeeltelijke verlamming en fase drie is
een volledig platleggen van alle motorische vaardigheden. Die
waarschuwing zou men op de poster van deze film moeten zetten als
mogelijke gevolgen van het bekijken ervan. Zelden was een
kinderfilm zo onleuk of voorspelbaar.
Dat zou enigszins vergeeflijk zijn, indien de film nog reële
charmes voor kinderen had bezeten, maar ook dat betwijfel ik. Ten
eerste aangezien de kangoeroe niets doet van wat de trailer
beloofde, en ten tweede omdat de hele plot, met maffiafiguren en
een geldoverdracht, vierkant buiten hun wereld valt. De kans is
groot dat het doelpubliek van ‘Kangaroo Jack’ niet eens weet wat de
maffia Ãs, laat staan dat ze zullen snappen wat er allemaal gaande
is. Aangezien dat element van het verhaal toch een klein half uur
van de speelduur uitmaakt, is dat geen detail. Als je een film wilt
maken voor kinderen, verzin dan een plot waar ze zich mee kunnen
identificeren. Al wie oud genoeg is om wat te hebben aan de
gangsters, zal wellicht té oud zijn om hiermee te kunnen
lachen.
In een redelijke wereld zou een miskleun als ‘Kangaroo Jack’
voldoende zijn om de carrière van elke acteur, regisseur, producer
of schrijver te beëindigen. De enigen die hier enige lof verdienen,
zijn de effectentovenaars, die een behoorlijk geloofwaardig
digitaal personage op het scherm hebben gebracht. De kangoeroe had
verdorie méér persoonlijkheid dan alle betrokken mensen tesamen
genomen.
http://www.kangaroojack.com/