Toch even schrikken begin deze week, blijkt dat dit concert al sinds eind januari 2020 in onze agenda stond. Met grote stip, want John Grant staat altijd garant voor klasse en kwaliteit.
Fast forward tweeënhalf jaar. Al snel wordt duidelijk dat we niet de enigen zijn die al die tijd hebben zitten popelen. Maar eerst krijgen we nog een half uurtje Kaktus Einarsson voorgeschoteld. Deze jonge IJslander zorgt al meteen voor de oneliner van de week: “Well finally I’m here. My name is Kaktus Einarsson and I’m playing The Cactus Club” Een man met humor, zo hebben we ze graag. En ook bakken talent: in een vorig muzikaal leven was Einarsson frontman van Fufanu, een postpunk band, maar nu heeft hij zich gespecialiseerd in dromerige en melancholische pop. Vorig jaar nam hij samen met de Franse jazzpianist Thibault Gomez Kick The Ladder op, en gelukkig voor ons was de man er ook live bij, want zijn trefzekere aanslagen op de toetsen waren een duidelijke meerwaarde. Ook op tekstueel vlak gaat Einarsson de dromerige toer op, met als hoogtepunt “Kick The Ladder” en “Space Soul”.
En dan John Grant. Het oorspronkelijk idee was: een man en zijn piano. Maar toen kwam een pandemie, een nieuw album in 2021 (Boy From Michigan) en een aangepaste versie van het oorspronkelijk concept, want nu staat Grant op het podium met twee extra muzikanten, die allebei overduidelijk hun mannetje staan, of het nu gaat om extra pianobegeleiding, gitaar, saxofoon of zelfs klarinet.
Maar Grant zelf amuseert zich ook te pletter, al begint het rustig met “Just So You Know”, het ultieme eerbetoon aan dat ene lief dat ontsnapt is. Tijdens “Boy From Michigan” klinkt hij wat onvast, maar niet getreurd, de stembanden moesten enkel wat ingezongen worden, want vanaf dan gaat de kwaliteit van het optreden alleen maar crescendo naar omhoog.
Dit was niet de eerste keer dat we John Grant aan het werk zagen, maar nog nooit eerder danste hij zo vaak rond op het podium. Hij laat zijn demonen los in “Black Belt”, zoekt beide kanten van het podium op om te zingen en te heupwiegen. De goesting en het enthousiasme druipen er van af, en het duurt niet lang of ook het publiek swingt en zingt mee. En “Rethorical Figure” is, met de adem van DEVO en Nina Hagen in de nek, live nog dreigender dan de plaatversie – even wagen we ons in een kleine ondergrondse Berlijnse club in de jaren 70.
Maar na al dat dansgeweld mag het tempo wat naar beneden. “I Wanna Go To Marz” is het perfecte intermezzo, waarin Grant mijmert over die dagen dat je als zorgeloze tiener nog droomde over het perfecte volwassen leven. En ook in “The Cruise Room” is het heerlijk wegdromen bij vergane glorie. Dat het leven ook anders kan uitdraaien, blijkt in “Glacier” (“And to boot they say their words come straight down from above, And they really seem to think that what they’re doing counts as love”).
Dat John Grant zich op het toppunt van zijn kunnen bevindt, heeft hij alweer eens aangetoond. Ondanks alles (de alcohol- en seksverslaving, de hiv-besmetting en de depressies) lijkt hij zich (althans op het podium) weer goed te voelen: he ownes the stage en amuseert zich te pletter. Alsof hij in een show de afgelopen twee jaar moet inhalen – gretig en uitdagend dansend, en ondertussen ook nog genereus naar zijn muzikanten en het publiek.
En uiteindelijk gaat ook het zittend publiek overstag: werd er hier en daar al meegezongen, bij “Pale Green Ghosts” gaat het dak bijna van de Magdalenazaal en “Queen of Denmark” is een volwaardige afsluiter.
Maar dan komt de bisronde, en die is pas echt een trip down memory lane voor trouwe John Grant-fans: “Caramel”, “Drug” én “TC & Honeybear” (volgens Grant allang niet meer live gespeeld) zijn een volwaardig voorgerecht voor het ultieme John Grant lied, “GMF”.
In ’t kort: een langgerekte “wow”. Een zeer actieve John Grant op het podium die danste alsof het zijn laatste show was. Al bij al beschouwd was hij perfect bij stem en amuseerde hij zichzelf en het publiek. En ook nog eens vermelden dat hij nooit eerder zo gezond en naturel oogde – dat dansen doet ‘m duidelijk deugd. Wat moet een mens nog meer?