Voor ingewijden is zijn stem weliswaar vrij herkenbaar, maar toch distantieert Dan Bejar zich graag van zijn rol als zanger. Poison Season ligt hem echter nauwer aan het hart dan de vorige platen die hij als Destroyer uitbracht, en zijn kitscherige anti-rock swingt bij momenten zo overtuigend dat het onmogelijk is om enige ironie in zijn stem te ontdekken.
Als je van iets je levenswerk wilt maken, bestaat het risico dat je jezelf er helemaal in verliest. Wie muzikale isolatie wil vermijden en relevant wil blijven, kan soms beter een zekere afstand bewaren ten opzichte van zijn werk. De resultaten kunnen dan tegelijk fris en bevreemdend klinken, zoals ook Destroyers geniale doorbraakalbum Kaputt bewees. Dan Bejar, het Canadese brein achter de groep, is iemand die zich niet blindstaart op de details, maar liever een stapje achteruit zet om het overzicht te bewaren. Al doet het geluid van zijn tiende album, Poison Season, toch een grotere emotionele betrokkenheid vermoeden: ’s mans teksten zijn nog altijd vrij ondoorgrondelijk, maar als zanger klinkt hij warmer en oprechter. Voeg daarbij een handvol melancholische pianopartijen, enkele stroperige saxofoons en wat weelderige trompetsolo’s, en het resultaat is een plaat met een bijna foute charme. enola ging op zoek naar degene die verantwoordelijk is voor al die muzikale weelde.
enola: Destroyer is jouw project, maar hoe groot is jouw rol in de groep?
Bejar: “Eerlijk? Niet zo groot, volgens mij. Destroyer draait vooral om de samenwerking met anderen: het idee is om zoveel mogelijk samen te spelen, je volledig te geven en te kijken wat er gebeurt wanneer mensen met andere invloeden een bijdrage leveren. Zelf schrijf ik geen arrangementen, want ik weet dat mijn bandleden nieuwe, onverwachte dingen kunnen doen met het materiaal. Vaak hebben ze ideeën die wel honderd keer beter zijn dan die van mij (glimlacht).”
“Het klopt natuurlijk dat ik de songwriter van de groep ben, in de strikte zin van het woord, want mijn teksten zijn nog altijd het begin- en eindpunt van onze nummers. Ik zou graag geloven dat mijn schrijfsels perfect geschikt zijn om door muziek gedragen te worden, omdat ik taal vanuit een specifieke hoek benader. In mijn hoofd zijn de teksten al vergezeld van melodieën, en daardoor weet ik ook dat het liedjes zijn. Songschrijven is voor mij dus gewoon de assemblage van de zinnen die in mij opkomen.”
enola: Laat je tegenwoordig meer ruimte voor de andere muzikanten?
Bejar: “Ik ben nooit een controlefreak geweest, hoor. Ik heb de bandleden altijd de vrijheid gegeven om hun ding te doen, want dat inspireert de muziek waar ik van hou. Nee, ik denk dat ik de laatste jaren juist meer op mijn strepen sta, omdat ik beter weet wat ik wil. Ik heb een zeer fysieke reactie op dat soort dingen, en dat maakt het gemakkelijk voor mij: mijn hart begint te bonzen als een gek, en zo weet ik dat we op de goede weg zijn. Maar tegelijkertijd is het bij het opnemen precies moeilijker geworden om een bepaalde visie vast te houden, en veel songs klinken niet zoals ik het op voorhand gepland had. Dat kan natuurlijk ook een zegen zijn, want soms zijn de geluiden in mijn hoofd verschrikkelijk saai (grinnikt). Een nummer als “Girl In A Sling” benadert dan weer sterk mijn oorspronkelijke visie, en daarom is het ook een van mijn favoriete nummers op de nieuwe plaat.”
enola: In het verleden nam je de rol van zanger niet al te serieus: een aantal nummers op Kaputt heb je ingezongen terwijl je languit op de zetel lag. Is dat een “techniek” die je voor deze plaat opnieuw hebt toegepast?
Bejar: “Euhm, nee. Over het algemeen heb ik het gevoel dat ik als zanger nu accurater klink, dat mijn geluid op plaat dichter ligt bij hoe ik écht klink. (denkt na) Nu ja, dat is gewoon mijn manier om te zeggen dat ik blij ben met mijn vocale prestaties. En dat is wel ooit anders geweest: met de zang op Trouble In Dreams was ik bijvoorbeeld niet echt tevreden. Hoewel ik “Foam Hands” als één van de belangrijkste nummers uit ons oeuvre beschouw, zijn we er nooit echt in geslaagd om het naar een livesetting te vertalen.”
enola: Wat is er dan precies veranderd ten opzichte van vroeger?
Bejar: (zuchtend) “Ik weet het niet. Wat maakt dat mensen veranderen? Als je iets twintig jaar lang doet, evolueer je sowieso. Daarnaast is de manier waarop ik schrijf de laatste jaren ook veranderd. Mijn songs zijn veel eenvoudiger geworden: tegenwoordig bevatten ze veel minder woorden – het aantal is zowat gehalveerd – en natuurlijk beïnvloedt dat de melodie. Vroeger waren de lyrics bovendien echt de basis van onze nummers, en de melodie was vaak ondergeschikt aan de tekst. Op Kaputt speelde de melodie dan weer de hoofdrol, en met Poison Season ben ik erin geslaagd een soort van evenwicht te bereiken, denk ik. Tekst en melodie zijn nu beter geïntegreerd.”
“Ten slotte ben ik ook naar andere muziek gaan luisteren. Ik heb mij door jazz en muziek van vóór het rocktijdperk – zoals de standards uit The Great American Songbook – laten beïnvloeden, en daardoor klinkt Poison Season een beetje als een soort “Destroyer At The Sands”. Je weet wel, zo’n malle begeleidingsband uit een nachtclub in Las Vegas die telkens dezelfde shows opvoert. Dat zorgt voor een redelijk uniek en decadent geluid, en “Girl In A Sling” is daar het perfecte voorbeeld van. Maar ook nummers als “Bangkok” en “Hell” hebben een gelijkaardige vibe.”
“Tegelijkertijd klinkt dit album ook best wel delicaat en oprecht. De zang is in mijn ogen emotioneler dan hij op Kaputt was: daar klonk ik nogal afstandelijk en vaag (gniffelt). Het is misschien dankzij die vaagheid dat het album een meer universele aantrekkingskracht kreeg en succesvol werd, maar ik wou mij van dat succes niet te veel aantrekken. Ik vind het heel belangrijk om gewoon mijn ding te blijven doen. Dat gezegd zijnde: ik kan nog altijd groeien als zanger, hoor. Dit is nog maar het begin.”
enola: Zie je jezelf meer als schrijver dan als muzikant?
Bejar: “Absoluut. Ik heb mijzelf nooit echt als muzikant beschouwd en ik probeer de gitaar steeds vaker af te leggen. Tijdens het schrijven van Kaputt wou ik geen enkel instrument aanraken waarmee ik al te vertrouwd was. Ik kreeg een soort afkeer van akkoorden en akkoordsequenties, en begon veel naar ambient en klassieke muziek te luisteren. Ik wou een bevrijd geluid creëren, zonder al te veel gevoel voor richting. En dat hoorde je ook, want we kwamen bij iets totaal nieuws uit.”
“Maar de schrijver is een vreemd figuur in de muziekwereld, hij hoort er eigenlijk helemaal niet thuis. Ik hou wel van de gedachte als zou ik een soort regisseur of orkestleider zijn. Ik weet niet hoeveel sturing ik werkelijk geef aan de mensen rondom mij, maar ik probeer in ieder geval altijd het overzicht te bewaren. Verder houd ik mij ook vooral bezig met het mixproces: dan luister ik naar de opnames en probeer ik uit te zoeken wat waar hoort. Dat is ook het soort werk dat een regisseur doet, hé. Soms ben ik ontevreden over een bepaald element in de mix, en dan kan mij dat echt voor de rest van mijn leven blijven plagen. Maar met Poison Season heb ik dat gelukkig niet. Althans, voorlopig niet. Wie weet verandert dat nog.” (knipoogt)
Destroyer staat op 4 november in de Botanique.