Nee, hij heeft ‘m niet gewonnen. Toen begin deze week de Libris Literatuurprijs werd uitgereikt,
behoorde Gustaaf Peek nochtans tot een van de grote kanshebbers. Godin, held is immers
tegelijk een toegankelijke, knap geconstrueerde, als virtuoos neergepende roman over een thema
dat alleman bezig houdt: de liefde.
Het verschijnen van Godin, held ging gepaard met enige opschudding, nadat Arjen Fortuin
in de boekenbijlage van het NRC Handelsblad had laten vallen dat Jan Wolkers’ Turks fruit
“een braaf jongensboek” zou zijn in vergelijking met Gustaaf Peeks inmiddels vierde roman. Een
boute uitspraak, doch waar rook is, is vuur. Waar het om gaat, is dat Godin, held een geil boek
is, een roman waarin de seksualiteit in al zijn gretige, onstuimige, onverzadigbare grootsheid wordt
beschreven. De één vindt dat knap, de ander wat goedkoop, nog een ander teveel van hetzelfde. En
hoe meer het debat rondom de pikante scènes wordt open getrokken, hoe meer lezers aan het boek
ten prooi vallen. Kortom, missie geslaagd? Helemaal niet, want Peek heeft – zoals de knappe
voorganger Ik was Amerika al bewees – andere ambities dan begerig liggen smeulen op de
nachttafel. Een plaats in de shortlist van de Libris Literatuurprijs verovert een auteur overigens niet
met louter broeierige vrijpartijen. Ja, er is veel meer aan de hand met Godin, held, en het ziet
er naar uit dat die extra lagen hier en daar veronachtzaamd worden door de allesoverheersende
polemiek rondom de smeuïge, lichamelijke taal waarin Peek over lichamen schrijft. Opwindend, maar
ook eerlijk; direct, zonder opdringerig te zijn; beestachtig, doch daarom niet platvloers; intuïtief en
direct, en tegelijk poëtisch: in deze roman geen seksualiteit genre Vijftig tinten, geen crowd
pleasing door mee te gaan in de heersende hype. Peek kijkt integendeel met het gevoelige oog
van de schrijver naar de energetische eruptie, naar de oerkrachten die aan de geslachtsgemeenschap
vooraf gaan en onderwijl worden ontketend. Het evenwicht dat hij bewaart tussen brutaal-
onversneden en dichterlijk, getuigt van veel talent. Net daarom geraakt de lezer er niet op
uitgekeken. Natuurlijk had Godin, held met minder expliciete passie gekund. Maar leven is nu
eenmaal leven, en hoort daar geen seks op regelmatige tijdstippen bij – of zijn we nog steeds te
katholiek om dat te onderkennen?
Bij deze genoeg over het genot van de personages, waar de lezer dankbaar, geschrokken of
genoegzaam getuige van mag zijn – afhankelijk van de scène. Daarnaast bevat Godin, held
echter de gehele melancholische dimensie die aan de liefde verbonden is, of dit op zijn minst kan
zijn. Twee mensen, Tessa en Marius, die door omstandigheden niet voor elkaar kunnen en willen
kiezen, maar wel een hele tijd door elkaar worden verteerd: het is geen uniek duo in de
literatuurgeschiedenis, maar Peek garandeert dat ze geen samenraapsel van clichés worden. Wat dat
betreft is alleen al de vertelstructuur van groot belang. Door het verhaal van achter naar voor te
vertellen, van ouderdom en min of meer teruggedrongen lust naar de genese van het verlangen,
naar de eerste gedachte aan een mogelijke amoureus avontuur, kruipt de lezer als vanzelf in de
karakters. Omdat de lezer weet wat de personages te wachten staat, is deze techniek uiterst
vertederend. Het oorspronkelijke verdriet van het oudere karakter blijft onaanraakbaar, haar
onwetende en nieuwsgierige ingesteldheid aan het begin werkt ontwapenend. Het parcours is hoe
dan ook prikkelend, want hoe meer de lezer te weten komt, hoe minder de personages weten. Net
die discrepantie maakt de lezer aan het eind tot een soort alwetend wezen, en tevens iemand die
doordrongen geraakt van de keuzemogelijkheden waar de protagonisten in dit boek voor komen te
staan. Precies door eerst hun consequenties te moeten ondergaan en dan pas in contact te komen
met de dilemma’s zelf, wordt hun wezenlijke belang ten volle duidelijk. Toch maant Peek niet aan om
omzichtiger om te gaan met de knopen die het leven presenteert. Alleen retrospectief (en dat is de
chronologie waarin deze roman wordt gelezen!) kunnen beslissingen als juist of fout worden
bestempeld, en zelfs dan is een dergelijk oordeel relatief.
Behalve het parcours van de roman is ook de inhoud wijs, op een niet-belerende, gemoedelijke
manier. Godin, held is daarom nog niet het boek van de grote inzichten, maar wel dat van de
simpele waarheden. En van mensen die zich aan elkaar vastklampen, omdat er geen alternatief is.
Behalve verdrinken in de maalstroom van het alledaagse. En misschien is net dat – toeval of niet? –
de reden waarom er massaal gelezen wordt. Omdat niet alleen een ander, maar ook een boek de
reddingsboei kan zijn, de behoeder voor de routineuze sleur van maan- tot vrijdagen?