COLUMN :: Slijpschijf #58

Journalist DIRK STEENHAUT snijdt zich tweewekelijks aan de scherpste kantjes van de rockmuziek.

“Veronica komt naar je toe”, waarschuwde Luc De Vos enkele jaren geleden al. En als ze klinkt zoals Veronica Falls, dan zal ze in Huize Slijpschijf alvast met open armen worden ontvangen. Wij hebben namelijk een zwak voor rammelende retropop zoals die van Best Coast, waar het kwartet met wortels in Glasgow en Londen wel wat gemeen mee heeft. Alleen horen we bij Veronica Falls ook nog nadrukkelijke verwijzingen naar de C86-generatie, de groepjes die tijdens de eighties het mooie weer maakten bij labels als Postcard en Flying Nun, de Velvet Underground van ‘What Goes On’ en, zeker in een nummer als “Stephen”, The Breeders. u voelt het aan uw water: de even beknopte als puntige songs van Roxanne Clifford en James Hoare doen vanaf de eerste noot vertrouwd aan.

Is dat een probleem? Neen, want Veronica Falls staat garant voor catchy melodieën die ook nog eens voorzien zijn van onweerstaanbare hooks. “Found Love in a Graveyard” en “Beachy Head”, een surfrocknummer over zelfmoord plegen door van een hoge rots in het water te springen, bewezen een poosje geleden al hun deugdelijkheid op 7-inchformaat. Inmiddels zijn daar nog twee andere singles bijgekomen: het naar smeerolie geurende “Bad Feeling” en het energieke maar hoopvolle “Come On Over”. Die vormen gelukkig niet de enige troeven van de groep, want op haar titelloze debuut-cd ligt de oorsnoep letterlijk voor het rapen. Luister maar eens naar “Misery”, met trefzekere vraag- en antwoordzang en, aan het eind, een meerstemmig folky a capellastukje dat niet uit de toon zou vallen op een plaat van Fairport Convention of Steeleye Span. Of naar ‘Wedding Day’, over het soort driehoeksverhouding waar zelfs meetkundigen geen sluitende oplossing voor weten te bedenken.

Laat je trouwens niet misleiden door de schijnbaar opgewekte, in reverb gedrenkte sound van Veronica Falls, want er zit behoorlijk wat duisternis, tristesse en mysterie in de songs. Wat aanvankelijk naïeve onschuld lijkt, krijgt na enkele luisterbeurten een verdacht sinister randje. En het is net dat spel met contrasten dat dit plaatje extra spannend maakt.

Mag er ook gekniesd worden? Om eerlijk te zijn: een beetje. Het Britse viertal schildert namelijk met een vrij beperkt kleurenpalet, wat op den duur tot monochromie én een zekere eenvormigheid leidt. Nog een geluk dat de twaalf tracks aan de beknopte kant zijn en de cd afklokt op 36 minuten. Tegen het moment dat je aandacht dreigt te verslappen, heb je alles gehad. met het oog op een besluit, zoeken we dus nog één keer aansluiting bij het piratendiscours van het Gorki-opperhoofd: Veronica moet blijven.

Een andere Engelse band die dezer dagen met een aanlokkelijk debuut op de proppen komt, is Still Corners. Creatures of an Hour wordt zelfs meteen via het gerenommeerde Sub poplabel de wereld in geschoten. Blikvangers zijn zangeres Tessa Murray, een dame die zucht, fluistert en de indruk geeft dat ze je toezingt tijdens haar slaap, en de Amerikaanse gitarist Greg Hughes, die tegenwoordig een eigen studio heeft in Greenwich. De man heeft zo te horen een voorliefde voor de gelaagde postpunksound van Cocteau Twins. De verbeeldingskracht van Ennio Morricone laat hem al evenmin onverschillig.

Sfeer is voor Still Corners een sleutelbegrip. Hughes is een cinefiel die veel heeft opgestoken van de suggestieve kracht van de Franse nouvelle vague en voor zijn muziek ook spookachtige elementen ontleent aan Italiaanse horrorfilms. Murray laat in haar teksten veel onuitgesproken, zodat de luisteraar wel verplicht is zijn fantasie aan het werk te zetten, wil hij bij fraaie miniatuurtjes als “Cuckoo”, “Velveteen” of “The White Season” een verhaal te bedenken. In een song als “Curculars” vallen de dominante orgelpartijen op, waardoor de vergelijking met Beach House snel is gemaakt. Maar eigenlijk is de bitterzoete droompop van Still Corners, met zijn vele galmeffecten, zo goed als ongrijpbaar. Creatures of an Hour wordt bij iedere draaibeurt beter, omdat de songs pas geleidelijk scherpe contouren krijgen. Maar zodra je dat stadium hebt bereikt, krijg je steeds vaker zin om met deze plaat in een stil hoekje te kruipen.

Dat lijkt meteen ook de perfecte plek om kennis te maken met Love Like Birds, het muzikale alter ego van de jonge Gentse zangeres en liedjesschrijfster Elke De Mey. Op het podium klinkt haar slaapkamerfolk voorlopig nog een beetje immatuur, wat zowel te maken heeft met haar beperkte gitaarspel als met de ongelijke kwaliteit van haar songs. Maar dat haar talent onmiskenbaar is, valt af te leiden uit haar titelloze debuut-ep, die in eigen beheer werd opgenomen en uitgebracht in een (voorlopig) gelimiteerde oplage van vijfhonderd exemplaren.

Elke De Mey is gezegend met een warme, dromerige stem -half Astrud Gilberto, half Cat Power- die haar muziek vanzelf al een intimistisch karakter geeft. Vaak heb je de indruk dat ze je haar persoonlijke ontboezemingen rechtstreeks in het oor fluistert, alsof ze wil vermijden dat de buren stiekem meeluisteren. Op andere momenten, zoals in “Cold Ground”, komt ze dan weer vermoeid over en geeft ze de indruk een zwaar gewicht op haar frêle schouders te torsen. “Time has passed between us / Lovers come, lovers go / And we all grow old”, zingt ze in één van haar nummers: heavy stuff voor iemand van nog maar vooraan in de twintig.

Openingsnummer “Oscar”, waarin Love Like Birds zich beperkt tot stem en gitaar, is wat mij betreft het minst overtuigende. Het balanceert vervaarlijk op de grens tussen simpel en simplistisch en zou over een huisdier, een kind of een minnaar kunnen gaan (het eindigt in ieder geval met de imperatief “marry me”). Wat dit ep’tje echter vooral optilt, zijn de arrangementen en de productie van Jinte Deprez (Balthazar) en Gertjan Van Hellemont (die later dit jaar een cd uitbrengt met zijn eigen groep, Douglas Firs). Want de songs beginnen pas echt te ademen en te leven wanneer ze subtiel worden aangekleed met piano, percussie en handclaps (“Sailor Boy”) of met viool en ukulele (het op walsbenen geplante “Manic”). In drie van de vijf tracks voegt ook de contrabas van Jasper Hautekiet (zie: The Ballroomquartet) een interessante verhaallijn toe.

Als ze de gepaste omkadering krijgt, weet Love Like Birds dus wel degelijk boven zichzelf uit te stijgen en werken haar ingetogen songs diep in op je gemoed. Laat dit plantje nog even groeien en over enkele jaren brengt het gegarandeerd wonderlijke bloemen voort.

Megafaun is een trio uit North-Carolina waarvan de leden ooit nog een groepje vormden met een zekere Justin Vernon, alias Bon Iver. Maar ook zonder die referentie zijn hun platen ruimschoots het horen waard. De heren vallen ergens te situeren tussen folkrock en Americana, maar zijn te ongrijpbaar en te inventief om in één stilistisch hokje onder te brengen. Ze bewandelen zelden voor de hand liggende paden en combineerden hun rustieke muziek in het verleden al regelmatig met elektronica en musique concrète. Die uitspattingen zijn op hun vierde langspeler nog niet bedwongen, alleen zitten de excentrieke trekjes van de muzikanten nu beter in de songs geïntegreerd en zijn ze dus iets onderhuidser geworden. Megafaun weet het vertrouwde telkens weer te ondergraven door met contexten te spelen.

Zoals de titel Megafaun al aangeeft, vormt de nieuwe plaat van de Amerikanen een soort culminatiepunt van alles wat ze op hun vorige drie langspelers hebben uitgeprobeerd. Het is ook hun directste en toegankelijkste werkstuk en songs als “Real Slow”, “You Are the Light” en “State/Meant” houden het midden tussen pastorale folk, met fraaie meerstemmige harmonieën, en traditionele countryrock. “Scorned” leunt, met zijn forse harmonica-uithalen dan weer aan bij blues, terwijl “Everything”, met Frazey Ford van The Be Good Tanyas als gastzangeres, zijn hengel laat zakken in de gospelvijver. In deze laatste track duiken toeters op en dat is ook het geval in het instrumentale “Isadora”, waar Megafaun zich spiegelt aan dwarse figuren als Frank Zappa en Albert Ayler. Voor de rest goochelt het trio weer volop met violen en banjo’s, integreert het veldopnamen van exotische percussietuigen in “These Words” en drijft het zijn vierde cd naar een hoogtepunt met het acht minuten durende “Get Right”. Op het eerste gehoor klinkt het als een Neil Young-achtige gitaarsong, maar noise en feedback worden zeker niet geschuwd.

Megafaun maakt organische muziek maar aarzelt niet om technologische snufjes in te zetten. Met een speelduur van een uur is zijn nieuwe langspeler een behoorlijk lang zit, maar er zitten zoveel onverwachte details in de muziek verscholen, dat je er voor weken zoet mee bent. Om kort te gaan: van Megafaun naar mega-fun is slechts een kleine stap.

  • Veronica Falls:: Veronica Falls, Bella Union. www.myspace.com/veronicafallshard
  • Still Corners:: Creatures of an Hour, Sub Pop. www.myspace.com/stillcorners
  • Love Like Birds:: Love Like Birds, Eigen beheer. www.myspace.com/lovelikebirds
  • Megafaun:: Megafaun, Crammed Discs. www.myspace.com/megafaun
Beeld:
Kim Duchateau

recent

Gaye su Akyol

24 april 2024De Roma, Borgerhout

The Jesus and Mary Chain

23 april 2024Ancienne Belgique, Brussel

Hoe moeilijk kan het zijn om een geluidsman eens...

James Brandon Lewis Quartet

23 april 2024Ancienne Belgique, Brussel

Back to Black

De titel van Sam Taylor-Johnsons jongste film verwijst naar...

Salem

De 'mean streets' van Marseille vormden al eerder het...

verwant

COLUMN :: Slijpschijf #63

Journalist DIRK STEENHAUT snijdt zich tweewekelijks aan de scherpste...

COLUMN :: Slijpschijf #62

Journalist DIRK STEENHAUT snijdt zich tweewekelijks aan de scherpste...

COLUMN :: Slijpschijf #61

Journalist DIRK STEENHAUT snijdt zich tweewekelijks aan de scherpste...

COLUMN :: Slijpschijf #60

Journalist DIRK STEENHAUT snijdt zich tweewekelijks aan de scherpste...

COLUMN :: Slijpschijf #59

Journalist DIRK STEENHAUT snijdt zich tweewekelijks aan de scherpste...
Vorig artikel
Volgend artikel

LAAT EEN REACTIE ACHTER

Schrijf uw reactie
Vul hier uw naam in