Zo gaat dat dan: nauwelijks een tweede plaat uit en het verhaal is al afgelopen. Op het Readingfestival kregen de groepsleden van Hope Of The States slaande ruzie en een split liet niet lang op zich wachten. Wat rest zijn de overblijfselen van wat heel even één van de boeiendste groepen van het moment was. Het moet een primeur zijn: de eerste recensie die volledig in de verleden tijd geschreven moet worden.
Hope Of The States had van bij het begin het geluk niet aan zijn kant. Tijdens de opnames van het debuut Lost Riots verhing gitarist Jimmi Lawrence zich, maar de groep ging manmoedig door. Noem het een bittere speling van het lot, maar dat tragische randje paste perfect bij hun muziek. De groep grossierde in larmoyante strijkers, kolkende postrockachtige tsunami’s en de passionele drive van de Manic Street Preachers. Het resultaat kon met veel gemak "episch" worden genoemd.
The Lost Riots werd geen verkoopssucces en zoiets is altijd dodelijk voor een Engelse groep die dan ook nog eens op een groot label zit. Gevolg: op Left sloeg de groep een ander pad in. Het randje postrock werd opgeborgen (ondanks opnieuw de aanwezigheid van Sigur Rós-producer Ken Thomas) en een toefje postpunk (als het maar post-iets is, zullen ze gedacht hebben) sloop al eens binnen. Nieuw recept, zelfde koks, en dus smaakt het nog even lekker. Ook op hun tweede ging Hope Of The States behoorlijk passioneel tekeer.
Virulent trok de groep van leer tegen alle vormen van cynisme. Het refrein van "Forwardirektion:" liegt er geen beetje om. "I believe in love and I believe in hope/ and I believe in everything I’ve done" spuwt zanger Samuel J. Herlihy, terwijl het orkest rond hem het nummer naar de climax buldert. In "Blood Meridian" gaat het sarcastisch van "emergency/emergency/someone acted honestly" om na een donderende finale met onschuldige Bambi-ogen te vragen "tell me what’s wrong with meaning everything you do?" Deze groep had een missie en streed met open vizier.
Subtiel zijn de teksten op Left niet, de boodschap is er des te duidelijker om. En als iets als "the factory cheats and the industry lies/yr daddy aint got a job in the morning" vergezeld gaat van een drive waar Schumacher en Montoya samen iets van kunnen leren, geruggensteund door een dansende ritmesectie, dan màg dat. Sterker nog: het moest bijna, want welke andere band wist ondanks dit soort thematiek toch niets anders dan hoop uit te dragen? Als Hope Of The States ergens voor streed, was het wel het recht op dromen, om niét cynisch te zijn.
Ondanks een paar episch-filmische rustpunten zoals de titelsong of "Little Silver Birds" scheurt Left vooral met veel urgentie door de bochten. Een gemiddelde Hope Of The States-song trekt zich vanuit stilstand op gang, neemt een paar bochten, en gaat dan op in een orkaan van strijkers, new-wave-gitaartjes en hamerende drums. Emmerde voorganger The Lost Riots al eens eindeloos aan, Left gaat kort en strijdvaardig naar de essentie: "the chance that we all could do better than we do."
In "Four" zingt Herlihy "You didn’t think we could/you didn’t think we would/but we did". Misschien had hij het al wel over wat zou volgen. Onbedoeld deden ze wat hun grote idolen Manic Street Preachers niet konden: stoppen op het hoogtepunt, wanneer er nog zoveel te zeggen is. Na twee iets te overladen langspelers vol visie, plannen en epiek behoort Hope Of The States nu immers tot het verleden. Verdwenen voor ze er helemaal stonden, nooit meer geworden dan een grote belofte. Dat is een regelrechte zonde. De rimpels op het watervlak zijn alweer bijna uitgedeind, straks heerst opnieuw de windstilte. Zo gaat dat dan.