Charlotte Vanden Eynde studeerde in 1998 af aan de Performing Arts Research and Trainingstudio’s (Parts), de dansschool van Anne Teresa de Keersmaeker, en zorgt nu al voor uitverkochte zalen. Met twee exuberante voorstellingen, haar eerste solo Benenbreken en haar — ondertussen verder uitgewerkt — eindwerk Vrouwenvouwen, wordt ze door sommigen nu reeds aangekondigd als de nieuwe revelatie in de hedendaagse dans.
Charlotte Vanden Eynde is de eerste Vlaamse choreografe die afstudeerde aan PARTS. Indirect laat ze zich inspireren door beeldende kunst: vermits haar moeder beeldend kunstenaar is, groeide ze ermee op. Ze is gefascineerd door kunstenaars als Marina Ambrovic of Louise Bourgeois. Vanuit de danswereld voelt ze zich vooral verwant met iemand als Meg Stuart.
Haar werk is visueel zeer sterk, er zit een bepaalde traagheid in, waardoor een spanning gecreëerd wordt bij de gefascineerde kijker. Ze kleedt zichzelf en de danseressen in oud ondergoed. Bij Benenbreken zie je de lege ruimte met een tafeltje waarop zij als het ware tentoongesteld wordt, hetgeen al meteen een bepaalde verhouding weer tot het lichaam geeft. De trage bewegingen van de benen met af en toe een door haar gemaakte opmerking over deze benen laten het lichaam van zichzelf vervreemden, alsof haar benen losstaan van de rest. Ze tast op een heel fijngevoelige manier grenzen af terwijl het lichaam telkens als verschillend waargenomen wordt. Zo schommelt ze tussen het stuntelige binnen het ‘schone’ en geeft ze weer kracht aan het gebrekkige lichaam. Op een subtiele manier krijgt het zo soms iets ironisch en dan weer iets heel intiems.
Anders is het bij Vrouwenvouwen. Deze choreografie begint met de danseres in een overdadig lang wit kleed. Dat fungeert als het ware als een tweede dikke huid. Ze haalt er een grote schaar uit en begint erin te snijden. Dan merk je dat er mousse steekt onder de witte stof waarin ze op verschillende plaatsen grote inkervingen maakt, met haar hand in de sneden gaat zoeken en er voorwerpjes uithaalt: een spiegel, een zuigfles, een kam. Drie andere danseressen komen op de scène en verlossen Charlotte van het kleed. Deze danseressen zijn Sharon Zuckerman, Constance Neuenschwander en Ewelina Guzik.
Een spel van verleiding ontstaat. Maar dan ook verleiding in al zijn aspecten. Evenals bij Benenbreken krijg je het gevoel van ironie, wanneer bepaalde poses met een afstandelijke blik worden uitvergroot. Verleiden kan soms ook in verveling overgaan. Ook hier verschijnen de lichamen als erotisch of gracieus en dan weer als gebrekkig of vervreemd. Er ontwikkelt zich een spel tussen de danseressen waarbij ze soms ‘ieder voor zich’ en vervolgens verstrengeld met elkaar dansen.
Zo ontplooien zich verhoudingen van speelse dominantie of tedere agressie. Verschillende aspecten van het vrouwzijn komen aan bod, waarbij er telkens een dynamiek van beweging lijkt te groeien vanuit de idee van bepaalde poses. Het eindbeeld ontstaat door het uitspinnen van een wasdraad tussen de benen van de danseressen, verbonden door de lichamelijke inscriptie van het vrouwzijn. Maar dat is niet alles: de draad lijkt hen daar ook te splijten. Uiteindelijk blijft er enkel een spoor na van Charlotte’s nat ondergoed op de wasdraad. Zowel Benenbreken als Vrouwenvouwen zijn beide opmerkelijke choreografieën die je niet ongeraakt achterlaten.