Na twintig jaar met Editors vond Tom Smith het meer dan tijd om eindelijk eens alleen de neus aan het venster te steken. Zo voelde het toch, besloot de frontman, en hij vertelde ook eeuwige partner in crime Andy Burrows dat het eens zonder hem zou zijn. Het resultaat is There Is Nothing In The Dark That Isn’t There In The Light, een mooie akoestische plaat die een andere kant van de songsmid laat horen. ‘Als dit een midlife crisis is, dan is het een goeie.’
enola: Het was tijd voor een soloplaat?
Smith: “Beetje wel, zo voelde ik uiteindelijk toch. Ik had zin in iets minder collaboratief, wilde een beetje egoïstischer zijn over mijn songs. Ook bij Editors beginnen mijn nummers overigens zo akoestisch, maar het is duidelijk dat ze vervolgens een heel proces doorlopen en groeien tot wat je kent. Nu wilde ik eens een plaat maken die beter laat horen hoe ik echt songs schrijf, en iets meer dan een jaar geleden besefte ik dat dat nooit zou gebeuren als ik er niet toen aan begon. We waren nochtans aan een nieuwe plaat bezig met de band, en ik werk héél graag met hen, maar ik had ook enkele ideeën die persoonlijker aanvoelden dan anders. Het was het juiste moment, dus.”
“Er is altijd een break tussen twee Editorsplaten. We wonen ondertussen ook niet meer dicht bij elkaar, dus er zijn hele periodes dat we elkaar niet zien en andere dingen kunnen doen. Ik had de tijd. En ja, eerst leek het dat ik met Andy (Burrows, van Razorlight en zichzelf – red.) een nieuwe Smith & Burrowsplaat zouden maken, maar in het proces werd het me duidelijk dat dit een soloworp zou worden.”
enola: Andy is een goeie vriend van je. Hij nam het niet persoonlijk dat je iets wilde met enkel jouw naam op?
Smith: “Hij begreep het. Hij had het wel zien aankomen in die maanden dat we aan het schrijven waren. Soms gaat het gewoon zo; maandenlang broedt er iets in je, tot je op een ochtend wakker wordt en beseft dat je naar die stem moet luisteren, of gewoon weet dat iets niet juist is en je het plan verticaal moet klasseren. Ik wÃst heel zeker dat ik iets alléén moest doen, en Andy heeft me daarin gesteund.”
“Het is vreemd om uit te leggen, die groeiende drive om dit te doen. Ik heb het moeilijk om over platen in termen van ‘juist’ of ‘fout’ te praten – zo werkt het niet – maar er is wel een soort buikgevoel, een instinct, dat je vertelt waar je de creativiteit zult vinden. Wat ik met Andy maakte, was ook fijn – het zou een goeie Smith & Burrows geworden zijn – maar het was ook typisch wat wij maken, zo’n beetje cartoonesk. Andy heeft een heel sterke stempel als songschrijver, en samen vinden we elkaar altijd halverwege, maar nu zocht ik toch eerder iets triester, dat meer een reflectie was van mezelf.”
enola: Hoezo?
“Ik ben ondertussen in de veertig, ik was er klaar voor. Ik denk niet dat ik dit als dertiger had gekund. Ik had nooit het lef gehad om zomaar iets onder eigen naam uit te brengen. Daarvoor moest ik als songschrijver een punt bereikt hebben waarop ik genoeg vertrouwen had. Een album waar je naam op plakt, is immers per definitie persoonlijker. Als ik ooit was begonnen als Tom Smith, toen ik twintig was, zoals zoveel songschrijvers, dan was dat anders geweest. Maar om nu de groep los te laten, die veiligheid en inspiratie, daarvoor moest ik toch wel wat vertrouwen hebben opgebouwd.”
“Als je samen met anderen schrijft, kun je je achter de macht van het getal verbergen. Dat is het mooie van rockgroepjes, maar nu was er dat kleine vingertje dat me in de rug prikte dat het tijd was om eens songs uit te brengen die de manier waarop ze geschreven worden eer aan doet. Na die moeilijke conversatie met Andy ging ik toch in zee met Ian Archer, en deze plaat werd misschien wel de dichtste samenwerking die ik ooit heb gedaan. Want de waarheid is natuurlijk dat je nooit écht een soloplaat kunt maken. Je hebt hulp nodig daarvoor, of het nu een producer is, of iemand die je kunt vertrouwen. En dat werd Ian.”
enola: Die je flink liet werken op je teksten.
Smith: “Het was duidelijk dat, als ik thema’s ging aanraken als het verstrijken van de tijd, of wat voor kracht ik uit mijn relaties haal – persoonlijke beschouwingen, zeg maar – de teksten ook een passend soort eerlijkheid moesten hebben. Op oude albums durfde ik al eens uitblinken in vaagheid, door te spelen met woorden, zonder veel betekenis. Ik hou ook wel van dat soort dramatische en over the top dingen die je alleen maar als rockband kunt doen, maar het houdt daarom niet altijd steek. Ian hoorde mijn fragmenten, de eerste ideeën, en vond dat er meer in zat. Hij pushte me om het nummer zo af te werken dat het meer lading kreeg. Ik heb dat soort arm omwringen wel een beetje nodig. Ian bekeek de zaken net zo goed vanuit een songschrijf-perspectief als dat van producer, en instinctief beet hij zich daarin vast. Dat was eerst een beetje ontregelend, maar ik zag al snel in dat ik het dan wel moeilijk werk vond, maar ook wel fijn. Niemand was ooit over mijn teksten gegaan, om regel per regel te bekijken welke werkten en welke niet. Dat ik mijn ego opzij moest zetten, is wel een goeie manier om het uit te drukken, ja.”
“Creatief blijven op lange termijn is moeilijk, man. Onze eerste twee platen zijn heel spontaan gemaakt; als explosies van woorden en ideeën waar doorgaans weinig over was nagedacht. Alsof ze er plots uit het niets stonden, en dat was wat die albums zo krachtig maakte. Nadien werd het proberen om de dingen toch altijd net ietsje anders te doen, gingen we iets meer over onze songs nadenken. Het werd wat speelser, waardoor het minder recht uit het hart kwam. Ik heb het met elke plaat wel wat anders proberen aan te pakken, maar nog nooit ging iemand zo met mij in detail verder graven, onder de motorkap kijken wat moest blijven, en wat weg kon.”
enola: Met Ian kon je dat soort werk doen, je kende hem goed genoeg. Er was vertrouwen.
Smith: “Ik kende hem al van de bende rond Snow Patrol. We zijn al van vroeg in onze carrières close geworden, en Ian woonde destijds in dezelfde Londense buurt als ik, dus we liepen elkaar al eens tegen het lijf. Ik had echter nooit met hem samengewerkt, maar toen zijn naam bovenkwam in een gesprek was dat wel een idee. Ik hield van wat hij met Morgan Harper-Jones heeft gedaan; die plaat had een bepaald gewicht, zelfs al was het duidelijk een akoestische plaat. We hebben dus afgesproken om eens iets samen te proberen, we schreven “Deep Dive”, en dat was dat: we beseften allebei dat we elkaar iets te bieden hadden. Zelfs al was het een vrij kale, akoestische opname, er was iets met het geluid dat heel juist voelde. Het had een soort aardse klank, iets houten, dat me heel erg beviel. En ook tekstueel merkte ik dat er iets van hoop en warmte in was gekropen, en dat is uiteindelijk ook het thema geworden dat best wel wat nummers met elkaar verbindt. Vandaar ook dat het stukje tekst ’there is nothing in the dark that isn’t there in the light’ uit dat nummer de titel van de plaat is geworden. En zo was het na drie dagen samenwerken beklonken dat we de hele plaat samen zouden maken.”
enola: Het is een akoestisch album, maar daarom niet eenvormig. Elk nummer kreeg wel zijn eigen geluid, is groter of kleiner dan het andere.
Smith: “Klopt. Je weet ook dat ik nogal gemakkelijk in dramatische modus schiet, en het was een interessante oefening met Ian om te zien hoe groot we de arrangementen konden maken zonder daarin uit te glijden. In “Life Is For Living” zijn we daar vrij ver in gegaan, maar op andere momenten hebben we het toch echt wel heel klein willen houden, maar in “Leave” mocht het dan toch wel wat meer met band. Dat was ook leuk. Ik vond het plezant om dat soort beslissingen te nemen, en te beseffen dat het ook hier niet om juist of fout ging, maar om wat het beste werkte. En stiekem ben ik toch het meest trots op de nummers die we echt heel kaal hebben gehouden.”
enola: Wat maakt deze nummers eigenlijk zo persoonlijk?
Smith: “Geen idee. Een mens gaat in zijn leven door verschillende fases, en soms beland je gewoon ergens. Toen ik “Deep Dive” en daarna “Northern Line” had geschreven, voelde ik dat er een soort puurheid en eerlijkheid in zat die andere songs van me minder hebben. En dat was de sfeer waarin ik ben blijven steken. Misschien is het gewoon de leeftijd, hoor. Ik ben midden veertig, dan denk je al eens over het verstrijken van de tijd, blik je terug op wie je was begin de twintig en hoe alles toen voelde.”
enola: Zullen we er dan maar het woord ‘midlife crisis’ op plakken?
Smith: (lacht) “Als dit een midlife crisis is, dan is het een goeie. Beter in elk geval dan een motor kopen. Ik heb op zich vrede met de angsten en zorgen die in de nummers zitten, met de mensen rond me, zoals mijn vrouw en kinderen. Daar zing ik over in “Endings Are Breaking My Heart”, over hoe ook dat alles ooit eindig is. En hoe ook dat schoonheid bevat. Ik kan daarmee om, en ik denk dat het feit dat het zo natuurlijk en eerlijk voelde de reden was dat ik verder op dat pad ben gegaan.”
enola: Je hebt geen moeite met ouder worden?
Smith: “Op dit moment ben ik volledig oké met wie ik ben. Natuurlijk wil niemand ouder worden, maar ik vind mezelf op deze leeftijd wel toffer. En ik houd ervan om mijn kinderen te zien opgroeien tot jongemannen. Ik houd ervan om bij hen thuis te zijn, en eens niet te touren. Het heeft iets vredigs, maar tegelijk is er ook nog altijd meer dan genoeg om je zorgen over te maken. En dat is oké.”
“Het zal verder inderdaad interessant zijn om opnieuw met de band te gaan touren. Festivals doen op je veertigste doet je nadenken, ja. Tegelijk zag ik Bruce Springsteen afgelopen zomer, en voor een bijna tachtigjarige was dat alleen al fysiek verdomd indrukwekkend hoe hij drie uur te keer ging. Maar wat ik het strafste vond, was de overtuiging waarmee hij dat deed. Los van zijn leeftijd was zijn goesting volledig intact.”
enola: Hij heeft optreden gewoon nodig, liet hij merken in zijn autobiografie. Herken je dat?
Smith: “Dat weet ik niet. Wat ik wel herken, is dat ik thuis eigenlijk niets anders doe dan songs schrijven, eenmaal ik zeker ben dat iedereen nog leeft en gevoed is. Ik ga niet met de hond wandelen, heb geen andere hobbies; zo vul ik mijn tijd. Die drive is dus niet weg, zelfs al is de inspiratie soms moeilijker te vinden en komt ze eerder in korte uitbarstingen. Of ik ook zo lang zal blijven optreden, zullen we dan weer moeten zien.”
enola: Hoe wil je ondertussen There Is Nothing In The Dark That Isn’t There In The Light naar het podium brengen?
Smith: “Gewoon ik en een maat, twee akoestische gitaren, soms een piano. We hebben net op die manier vier weken lang ongewone plekken in Groot-Brittannië gedaan: kerkjes, gemeentezaaltjes, … Het was dus heel uitgekleed. Er was niets meer dan de songs en de zang. Ik vond het geweldig, en op een heerlijke manier ook wel een beetje ongemakkelijk, met al die stiltes.”
“Als je grote zalen en festivals gewoon bent, is zo’n setting wat raar. Ik moest wel blijven zitten, kon niet ronddansen zoals bij Editors. En ik moet met de mensen praten op een manier die ook anders is dan bij Editors. Dan sta ik op een groot podium, met oortjes in, luide muziek rond me, en eigenlijk sta je daar wat afgescheiden van het publiek. Je hebt veel minder een idee of ze zich amuseren; er staat een grote muur tussen. En begrijp me niet verkeerd; ik vind dat ook heel fijn, maar het is gewoon heel anders als er dan mensen voor je zitten die in stilte zitten te luisteren. Want ik ben niet echt het type dat dan mopjes gaat maken, of verhalen vertelt. Dan praat ik dus maar wat over wat ik te eten heb gekregen, of de zaal, en dat werkt ook om een band te scheppen.”
enola: En ondertussen is er ook een nieuwe Editors in de maak, die na EBM toch iets ‘klassieker’ zou klinken?
Smith: “Voor wat dat woord ‘klassiek’ natuurlijk waard is voor Editors. Onze laatste plaat is er onder vrij unieke omstandigheden gekomen. Ben (Benjamin John Powers, aka Blank Mass – red.) was voor dat album deel van de band geworden, en zijn inbreng heeft voor die opwindende, levendige dansvibe gezorgd. Nu had hij geen tijd om met ons op te nemen, en dus zijn we met ons vijven de studio ingetrokken. Vrij vanzelf pakken we dan de gitaren en wat nog, en doen we wat we doen als Ben er geen stempel op drukt. Het wordt dus een band-in-een-kamer-plaat. We hebben al veel werk verzet, maar er moet nog wat gebeuren voor we klaar zijn. Komende zomer zullen we dus wat kleine festivals spelen om op te warmen, en al eens wat nummers uittesten voor we iets nieuws uitbrengen.”



