Eindeloze zomers, een concept voorbehouden voor zij die niet beseffen wat voor waardevols ze zomaar in handen hebben. Ben Gijsemans maakte er een autobiografisch aandoend boek over: Kerkgangers, waarin we enkele knullen op de rand van de puberteit volgen tijdens de landerige zomermaanden van 1994.
Niet dat dat jaartal er echt toe doet: vervang in het boek enkele elektrische toestellen door nieuwere hebbedingetjes en het had net zo goed 2022 kunnen zijn. Of 1957, want, dat verklapte de titel al. De jonge Carl en Harold groeien op in een familie waar nog met redelijk volle overtuiging naar de kerk gegaan wordt, een bezigheid die ook al in 1994 eerder uitzonderlijk begon te worden.
Wat minder uitzonderlijk is, is wat de twee jongens doormaken. De ouders moeten werken, dus brengen ze hun vakantiedagen door bij de grootouders. Voor de jongste is dat zo nu en dan nog een bron van vermaak, wie enkele jaren ouder is, haalt echter al snel de neus op bij tijdverdrijf dat zo-even nog de max was. Met een figuur als Peter, een joch dat door ouders als een slechte invloed omschreven wordt, hangt er echter een zweem van opwinding in de lucht wanneer de verveling te hard dreigt toe te slaan. Peter is het soort knul dat, hoewel ongetwijfeld goed van inborst, net een beetje verder durft te gaan dan de rest. Iemand die het gevaar wil opzoeken wanneer anderen in een natuurlijk reflex eerder tot terughoudendheid geneigd zijn.
De jongens vullen hun dagen met rondhangen, kleine balorigheden en, zonder dat ze het zelf beseffen, opgroeien. Het leidt in het boek tot meer dan een hilarische masturbatie-scène, al kan niet genoeg benadrukt worden dat Gijsemans ver weg blijft van al te makkelijke hihi-hoho-haha-momenten, waarin het makkelijk verzanden is wanneer je aan de slag gaat met jongens die, zoals dat heet, op de drempel van de puberteit staan.
Wat daar overigens al te weinig bij vermeld wordt, is dat het echt om een drempel gaat die genomen moet worden, met een hoop gedoe en gezeur erbovenop, zonder dat je erom gevraagd hebt. Hoewel er niks echt anders is, is alles plots veranderd en is het bij momenten flink balen geblazen. En dat weet Gijsemans als de beste te capteren in zijn schijnbaar eenvoudige, maar verdraaid efficiënte zwart-wit tekeningen.
Kerkgangers is een boekwerk om te koesteren, een hoogtepunt in het nog jonge jaar, van een auteur wiens naam steeds vertrouwder gaat klinken. Gijsemans, die een kleine tien jaar geleden sterk debuteerde met Hubert -internationale lofbetuigingen waren zijn deel-, en met Aaron al bevestigde geen eendagsvlieg te zijn, laat nu als prille dertiger namelijk merken dat hij aan het uitgroeien is tot een van de toonaangevende pennen in het Nederlandstalige beeldverhaal.
Maar één probleem met Gijsemans: drie strips op tien jaar tijd! Hoelang gaan we weer moeten wachten op het volgende kunstwerkje? Kwaliteit laat zich blijkbaar niet haasten.