Dorstige oren, daar beschik je best over. Zeker als je wil onderduiken in de vogelvrije wereld van Blonk & Ex, waar er geen plaats is voor dingen die ook maar een beetje neigen naar doorsnee expressie. Zoals verwacht klinkt Thirsty Ears vrij, soms theatraal en compleet van de pot gerukt, maar je valt ook regelmatig van de ene verrassing in de andere.
De combinatie van die twee is in al z’n buitenissigheid ook weer zo juist, dat je je afvraagt waarom niemand ooit eerder op het idee kwam om ze bij elkaar te zetten. Niet dat ze een vergelijkbare aanpak hebben, want hun instrumenten vallen amper te vergelijken, hun parcours evenmin. Het gaat er vooral om dat ze zo moeilijk vast te pinnen zijn. Veel meer dan andere stemgymnasten, heeft Blonk iets met (klank)poëzie, en er zit in z’n oeuvre een forse portie humor die de wereld van de vrije muziek soms wat ontbeert. Idem bij Terrie Hessels. Binnen The Ex vindt hij doorgaans een manier om lawaaierige ontregeling en ritmiek in evenwicht te houden. Als improvisator verkiest hij een soort anti-stijl, een op hol geslagen, dadaïstische verbeelding binnen een soort van abstract expressionistisch kader.
Een mooi, ‘herkenbaar’ voorbeeld van z’n stijl vind je hier in “Amicable Plops”. Die stijl is er een van betasten, nerveus friemelen en nieuwsgierig frunniken, uitgevoerd met een kinderlijke verwondering en bijna wereldvreemde spontaniteit, die stap voor stap ook terug te vinden is in de performances van Blonk. Die laat deze keer z’n Onderlands (een hilarische verbastering van het Nederlands) achterwege, maar gaat zich niettemin te buiten aan radicale deconstructie. Het voelt alsof hij taal en klanken ontmantelt en vervolgens weer in elkaar steekt, weliswaar met een totaal ander resultaat. En met de nodige dichterlijke vrijheid. Soms bronstig gnuivend of extatisch gillend, maar net zo vaak alsof er een horrorsprookje verteld moet worden.
In “Sound” en “Let’s Go Out” draagt hij eigen werk voor. “Are you listening?” fluistert hij in je oor, en hij neemt je vervolgens mee voor een vertelling over het luisterproces, terwijl Hessels’ gitaar pas na een tijdje ontwaakt. Krakend hout, ruisende gitaaradem, zachtaardig geschuifel dat gaandeweg nukkiger wordt. Ook Blonks voordracht wordt steeds kleurrijker, levendiger, waarmee de opener uitdraait in een hoorspel tussen audioleerboek en zachtaardige dissonantie. In “Let’s Go Out” word je mee de natuur in genomen, voor een pastorale vertelling zoals David Thomas er ook wat uit de mouwen schudde in de jaren 1980, met Hessels deze (en enige) keer op ontspannen meezwalpend harmonium.
Elders gaat Blonk zich soms te buiten aan elektronische gekte en manipulaties, met “Cratchy” als zenuwzieke eerste voorbeeld. Sissend, zeurend, gierend, met de gitaar als staccato pruttelende commentator. Of ga meteen door naar “Some Hubbub”, misschien nog de meest ‘traditioneel’ klinkende interactie; een vrije reeks van kreten, triomfantelijke uithalen en andere komieke klanken die voortdurend op een web van al even ontregelde gitaarinjecties botsen. “Netherbends” zoekt het bij reutelende keelzang en wartaal, terwijl “Who’s Knocking?” en “Fog Hunt” bijna overslaan in een industriële mallemolen, met spetterende flatulentie in het eerste en verlammende Casio-chaos in het slotstuk. Hessels dient Blonk voortdurend van wederwoord zonder ook maar een keer iets uit het klassieke gitaarvocabularium te gebruiken. Misschien omdat dat hem nooit zo interesseerde.
Het is een stijl en aanpak die door z’n eigenzinnigheid vast niet voor iedereen is. Het is waarschijnlijk ook een goede zaak dat de twee het houden bij een relatief korte plaat, zodat het wordt afgerond voordat de verbazing afneemt of gewenning optreedt. Wie wil horen hoe twee regelrechte iconoclasten van boven de Moerdijk te werk gaan, vindt in Thirsty Ears een buitenkans. Vrije muziek klinkt zelden zo spontaan, zo origineel.
Het album wordt donderdag 22/2 voorgesteld in De Ruimte (Amsterdam).