Een mens kan niet blijven vliegen, vraag dat maar aan Icarus. Op zijn vorige plaat keerde Tycho terug naar de aarde en het bevalt hem hier blijkbaar, want hij blijft er maar rondhangen.
Die vorige plaat was Awake, uit 2014 alweer. Daarop ontdekte Scott Hansen dat hij one of the boys zijn wel leuk vond, en hij maakte van Tycho een heuse band in plaats van het eenmansproject dat het tot dan toe was. Dat vertaalde zich in een voller geluid: de pure dromerigheid van Dive maakte plaats voor gitaren en ritmes die duidelijker hun stempel op de plaat zetten en zijn uitgesponnen nummers meer in een keurslijf dwongen. Toch bleef de zomerse sound behouden en de plaat was nog steeds de ideale soundtrack bij een langzaam ondergaande zon.
Die directere bandaanpak met nadruk op gitaar beviel Hansen duidelijk wel en op Epoch zijn er opnieuw geen zweverige klanktapijten te vinden. De zomerse onschuld is er echter ook aan voor de moeite. Niet dat Tycho plots horrorsynthpartijen gaat schrijven à la M83 in zijn begindagen, maar toch, de zon is duidelijk ondergegaan. Tegelijk evolueert zijn sound ook weer niet zo drastisch, wat ook maakt dat Epoch op een bepaalde manier toch weer wat als een doorslagje van zijn voorganger aanvoelt. Terwijl die introductie van staccato-gitaren bijvoorbeeld toen een noodzakelijke wending leek (ook Hansen besefte dat je geen tien keer een plaat als Dive kan maken), ontbreekt dat gevoel hier. Hier lijkt het eerder op een zich behaaglijk wentelen in een wereld waar je de trucjes zo ongeveer van kent. Of om het met een lelijk modewoord te zeggen: Hansens comfortzone houdt hem te zeer in zijn greep om echt lang te blijven boeien. Waarom net dit album van de man genomineerd werd voor een Grammy (de prijs ging uiteindelijk naar Flume) en niet één van zijn voorgangers, is ons dan ook een beetje een raadsel.
“Glider” is nochtans een spannende opener. Hansen bouwt op een inventieve manier het nummer op en af, de synths zijn meeslepend zonder te zweverig te worden. Meteen is duidelijk dat het al lang niet meer Hansens bedoeling is je op zijn elektronica te laten wegdromen, daarvoor is deze veel te grillig. Die sfeer zet zich door op “Horizon”, dat daar nog een spannend, hakkelende gitaar bovenop plakt, net zoals op het heerlijk tegendraadse “Slack”. Ook de drums zitten nadrukkelijk in de mix wat het vollere bandgeluid alleen maar versterkt. Toch bekruipt je hier al een gevoel dat je eigenlijk weinig nieuws aan het horen bent. Ja, het klankenpalet is iets donkerder, maar zo radicaal voelt die verandering niet aan. Tegelijk is dit donker bandgeluid ook niet per sé de reden waarom mensen in het verleden vielen voor de muziek van Tycho.
“Receiver” biedt nochtans een interessante inkijk in het fraais dat een lomere aanpak, zonder telkens die staccato gitaren boven te halen, zou kunnen opleveren. De dromerige synths blijven altijd net spannend genoeg en bieden een aangenaam rustpunt. Dat hij ook een goeie sfeersong kan schrijven met een gitaar bewijst hij op de afsluiter “Field”. Daartussen surft de plaat echter gezapig verder op éénzelfde sfeer. Dat is natuurlijk altijd wel een beetje het geval bij Tycho en brengt ook consistentie in de plaat, maar tegelijk heb je het na een tijdje ook wel gehad en blijf je na nummers als “Source”, dat met zijn gitaarspel als een geketende hond nochtans heel hard probeert, erg op je honger zitten. Je hebt het gewoon allemaal al een keer te veel gehoord.
Of ligt het gewoon aan ons, dat wij Hansens geluid gewoon wat beu zijn of geen zin hebben om drie jaar terug in de tijd gekatapulteerd te worden? “Rings” is nog zo’n voorbeeld: op zich is er niets mis met het nummer, maar je kent de trucjes, de geluidjes, de effectjes gewoon te goed om nog echt geïnteresseerd te blijven. Met “Division”, waarin de staccato gitaar wél overtuigt en de bas ervoor zorgt dat je aandacht niet afdwaalt, toont hij nochtans dat hij weet hoe hij muziek spannend moet houden. Hij doet het op deze Epoch echter veel te weinig, vliegt te veel op automatische piloot en herhaalt zichzelf te veel om nog echt te overtuigen.