Met trillende handen. Zo duwden we op de play-knop van onze mp3-speler nadat we de promo
van Sol Invictus in onze mailbox vonden. Faith No More’s eerste plaat in achttien jaar kwam
als een verrassing, maar ook met de vrees dat dit een overbodige vingeroefening, of zelfs pure
artistieke zelfmoord zou kunnen betekenen voor een van de meest onderschatte en invloedrijke
bands van de jaren negentig. Je zou voor minder zenuwen krijgen.
De tijd is niet altijd lief geweest voor Faith No More. Hoewel het vijftal uit San Francisco
over de jaren heen door veel artiesten als uiterst invloedrijk werd beschouwd, werd de erfenis van
Faith No More door het grote publiek wat onder de mat geveegd. Vooral in thuisland USA wordt er
nog steeds schertsend gedaan over Faith No More als “de kerels die rapmetal hebben
uitgevonden, en dat nummer van The Commodores hebben gecoverd”. Er zijn betere accolades
die je als band kan meedragen.
Maar gedurende de jaren bleek het artistieke respect voor Faith No More toch aanzienlijk te
groeien (vooral in Europa en Zuid-Amerika), en de band werd regelmatig geprezen voor zijn
compromisloosheid, muzikaal eclecticisme en durf. Vooral frontman Mike Patton ging na de split
van de band muzikaal nòg verder dan hij ooit met Faith No More was gegaan (Mr. Bungle,
Fantômas, Tomahawk, Maldoror, Peeping Tom, The Dillinger Escape Plan, Mondo Cane en dertig
dozijn andere projecten), wat hem en zijn onwaarschijnlijk stembereik bombardeerde tot bijna-
royalty in de wispelturige wereld van alternatieve muziek.
Een Faith No More-reünie leek, zeker vanuit Pattons oogpunt, vrij onwaarschijnlijk. Tot er
totaal onverwacht in 2009 bericht kwam van reünie-shows, die Faith No More ook naar Pukkelpop
brachten. Maar in 2013, na een paar kleine gelegenheidstourtjes, werd de stekker er blijkbaar weer
uitgetrokken. Groot was de verrassing toen bleek dat Faith No More zowaar in de studio zat, en
nieuw materiaal aan het opnemen was. En nu is er dus Sol Invictus, de plaat die niemand
verwachtte, en sommigen zelfs vreesden.
Gelukkig is die vrees ongegrond gebleken. Vooruitgeschoven singles “Motherfucker” en
“Superhero” lieten een verwaarloosbaar gevoel voor nostalgie blijken, en gaven eerder de indruk
dat Faith No More de fakkel opneemt waar ze hem achttien jaar geleden heeft laten liggen. Meer
nog: beide singles waren gewoon heel erg goed. Neem nu “Motherfucker”, dat drijft op een
broeiend, dreigend staccato van Pattons gemene parlando-voordracht, en uitmondt in een
glorieuze, bombastische uitbarsting die we zonder verpinken als ‘typisch Faith No More’ kunnen
omschrijven. Fijn om dat nog eens te kunnen schrijven.
Superhero” voelt iets meer ‘old school’ aan, wat vooral te danken is aan de heftige aanslagen
van toetsenist Roddy Bottum op de pianoforte, iets wat we niet meer gehoord hebben sinds
Angel Dust in 1991. Maar hier zijn het vooral de kleinere, slimmere ingevingen die dit
nummer meer maken dan een “trip down memory lane”, zoals het opgefokte aggro-
staccatomoment (let op Mike Bordins ingenieuze ‘achterwaartse roffel’) of Pattons backings die het
instrumentale middenstuk vanuit de achtergrond knap extra ‘body’ geven. De net iets te lang
uitgesponnen outro neem je er zonder veel klagen bij.
Een ander fijn weerzien is het met de uitstapjes naar andere, minder voor de hand liggende
genres zoals de gladjanusjazz in “Sunny Side Up” en “Rise Of The Fall” (mét melodica), die toch
weer vakkundig aan flarden worden gereten door heftige gitaaruithalen en Pattons maniakaal
gejakker. In “Black Friday” wordt hetzelfde gedaan met flarden Ennio Morricone, die als blauwdruk
dient voor een sardonische analyse van het beestachtig consumentisme van de Amerikaanse
samenleving (“All zombies walk on Black Friday”). Alleen hier wordt de herhaling van
beproefde methode een beetje onderuit gehaald door de minder efficiënt uitgewerkte ideeën en
enkele clichés die niet echt op hunplaats zijn (wat doet die ”This is only a test” daar in
godsnaam tussen?). Het is even wakker worden uit de illusie dat de motor van een band na twee
decennia stilliggen geen sleet zou vertonen.
Maar dit gezegd zijnde valt er op Sol Invictus weinig te vitten. Getuige hiervan het
tweeluik “Separation Anxiety” en “Cone Of Shame”, die van begin tot eind als gevaarlijk dreigende
lappen vetzakkerij in het gezicht worden gesmeerd. “Separation Anxiety” drijft op een heerlijke
baslijn van Billy Gould, die zichzelf weer helemaal in zijn nopjes voelt in zijn gekende rol als
drijvende kracht op de achtergrond, maar spijkers met koppen slaat wanneer hij naar voor treedt.
Op “Cone Of Shame” is het dan weer de creepy gitaar van John Hudson die de hoofdrol speelt,
zowel in het onderkoelde begin als in het uitzinnige slot, waar Hudsons gitaar gevaarlijk dicht bij de
woeste uithalen van Duane Denison (van Pattons andere band Tomahawk) komt. Het is één van
die momenten waar heden en verleden elkaar op een heel erg knappe manier raken, wat meteen
ook van “Cone Of Shame” een van de hoogtepunten van Sol Invictus maakt.
Maar het is zonder twijfel het voorlaatste nummer “Matador” dat de hoofdvogel heeft
afgeschoten. Het intieme begin met Roddy Bottums piano-arrangement, ondersteund door Patton
als spookachtige crooner, trekt meteen de aandacht. Onmiddellijk daarna wordt je overspoeld door
een vloedgolf van een majestueus refrein en intense powerplay. Na enkele ademruimtes, wordt je
meteen weer onder gesleurd in het geweld en de grandeur van de epische bombarie, met Patton
die uit volle borst de kers op de taart zet. Het wat luie slotakkoord in “Welcome Home” neem je er,
net als in openingsnummer “Sol Invictus”, graag bij. Beide nummers hebben zeker hun verdienste,
maar voegen weinig substantieels toe aan de plaat.
Met Sol Invictus bewijst Faith No More met verve dat zij zonder enige twijfel
bestaansrecht hebben in dit decennium, en muzikaal meer te zeggen hebben dan de nostalgie-act
waar sommigen hen voor versleten hadden. De band toont dat het perfect mogelijk is om een
kenmerkende sound van bijna een kwarteeuw oud nog even fris, gedreven, intrigerend en energiek
te laten klinken. Faith No More legt daarbij geen feilloos parcours af (dat zou lichtjes miraculeus
zijn), maar maakt met dit uitstekende Sol Invictus toch een statement van jewelste. The
bastards are back.