Het voorbije decennium heeft de boomlange Ches Smith zich ontpopt tot een van de boeiendste drummers van de avant-garderock en avontuurlijke jazzvleugel. Het ritmische anker van Marc Ribots Ceramic Dog laat op z’n laatste twee albums een compleet verschillend geluid horen, het eerste vooral interessant voor met percussie en elektronica rotzooiende eenmansbands, het andere voor wie ook maar een beetje geïnteresseerd is in jazz anno 2013.
Van Xiu Xiu, Secret Chiefs 3 en Ceramic Dog, tot de bands van Ben Goldberg, Darius Jones en Mary Halvorson: allemaal hadden ze ooit (of nu nog) Smith in de rangen en de kans is bovendien groot dat hij zeer bepalend was voor het geluid van deze bands. Zeker sinds hij een aantal jaar geleden door kompanen Ribot en Shahzad Ismaily aangemoedigd werd om ook elektronische drums te gebruiken, is duidelijk dat Smith veel verder gaat dan de traditionele drumkit (al heeft hij soms niet meer nodig dan dat om indruk te maken, zoals recent nog als lid van John Héberts Mingus-project). Onder het pseudoniem Ches Smith’s Congs For Brums houdt hij er ook een eclectische solocarrière op na. Goed twee jaar na Noise To Men (2010) volgde Psycho Predictions.
Niet alleen werd het album gecomponeerd en uitgevoerd als één beweging (weliswaar in drie stukken), maar er kwamen ook geen andere trucjes aan te pas. Nu, als je dit een goed half uur beluistert, dan wil je dat ook best geloven, want het wordt snel duidelijk dat Smith graag gebruikmaakt van geloopte patronen die eindeloos kunnen herhaald worden terwijl hij een laagje aanpast, maar het blijft hier en daar toch ook straf hoe hij drumpatronen, percussie, vibrafoon en elektronica (van synthetische drumbeats tot golvend gezeur en lunaparkgekwetter) kan combineren.
Echt geschift wordt het eigenlijk nooit en Smith houdt het vaak bij relatief sobere uitwerkingen, maar de wisselwerking tussen enerzijds de akoestische drums, die soms een ritualistisch karakter uitstralen, en anderzijds het elektronische, wordt behoorlijk excentriek uitgewerkt. Op z’n best is het album echter als er subtiel overgeschakeld wordt, zoals in “Birth Chart”, waarin de prikkels evenredig verdeeld worden over de ingrediënten. Naar verluidt namen Smith en producer Ismaily dertien versies van Psycho Predictions op. De take die op het schijfje belandde, doet niet meteen uitkijken naar een box met alle uitvoeringen, maar weet niettemin voor het grootste deel te boeien.
Dan is Hammered, na Finally Out Of My Hands (Skirl Records, 2010) het tweede album van Ches Smith And These Arches, toch heel andere koek. Het laat vooral horen dat Smith naast een uitmuntende drummer ook een boeiende componist is, want de stukken op Hammered laten stuk voor stuk een eigenzinnig geluid horen waarmee vaak een knap evenwicht gevonden wordt tussen zijn exploten binnen de geïmproviseerde muziek en die van zijn experimentele rock-‘n-roll. Natuurlijk heeft dit ook veel te maken met de eigenaardige line-up. Op de vorige plaat had hij al de opvallende gitariste Mary Halvorson, accordeoniste Andrea Parkins en tenorsaxofonist Tony Malaby rond zich verzameld, en deze keer voegt hij daar nog eens New York-icoon Tim Berne aan toe op altsax.
De reden waarom die erbij kwam? Heel eenvoudig: Berne viel in toen Malaby eens niet beschikbaar was voor een concert en de samenwerking verliep zo vlot dat Smith besloot Berne erbij te houden. Het maakte zijn ambities bovendien makkelijker om uit te voeren. In sommige stukken leidt dat tot merkwaardige, maar intrigerende resultaten. Zo is opener “Frisner”, genoemd naar de in 2012 overleden percussionist Frisner Augustin, een leermeester van Smith, een stuk dat strak dansende ritmiek en meeslepende, folkachtige melodieën koppelt aan momenten van haast brute expressie, meteen een brokje jazz dat de lat enorm hoog legt. Het samenspel van de saxofonisten is in de tweede helft even harmonieus bedwelmend als het plagerig is in de eerste. Echt stilvallen doet het daarna niet meer: de intensiteit schommelt, de exotische insteek neemt toe en weer af, maar Hammered blijft een geslaagd evenwicht uitstralen.
“Dead Battery”, dat oorspronkelijk geschreven werd voor Ceramic Dog, blijft voortdurend het slappe koord tussen kringelende patronen en dreigende desintegratie bewandelen, terwijl het voor Xiu Xiu gepende “Learned From Jamie Stewart” uitdraait op een semibezopen, grillige bijdrage. De meest memorabele compositie is ongetwijfeld de titeltrack, met een wat oosters aandoende groove en hier en daar zelfs spijkerhard samenspel en navenant volume. Een mooi contrast met het in zichzelf gekeerde “Limitations”. En dan heb je nog stukken als “Wilson Philip” en “Animal Collection”, die al net zo virtuoos tussen het neurotische jazz-met-wereldmuziekrandje en imploderende rockexcessen slalommen. Samen zorgen ze ervoor dat Smith niet langer als een sluimerend talent beschouwd moet worden. De soloplaat valt te ontdekken met de nodige reservaties, maar Hammered kan binnen langs de grote poort: klasseplaat!