Het is jammer om vast te stellen, maar de magische glans waarmee Fleet Foxes twee jaar geleden omgeven was, is behoorlijk flets geworden. Ondanks enkele bijzonder fraaie albums, beleeft het gezelschap rond Robin Pecknold op het podium niet bepaald zijn meest glorieuze jaar. Ook in het grote Vorst is het vervelend schipperen tussen fantastisch en “best oke”.
Heeft Fleet Foxes zijn tijd al gehad? Het dit jaar verschenen Helplessness Bluess had verre van de weerklank die het titelloze debuut had. Fijne plaat nochtans, al kan niet ontkend worden dat, nu de release alweer een flink aantal maanden achter ons ligt, het effectief de debuutplaat is die het vaakst uit de platenkast gevist wordt.
Ook live is een passage van Robin Pecknold en de zijnen geen garantie op een wow-moment. Zo speelde Fleet Foxes deze zomer op het Arras Festival een ronduit slaapverwekkend concert. Een dag later bleek de band dan weer een van de sterkhouders van Rock Werchter, ondanks luidruchtige sabotagepogingen van Iron Maiden.
Nu met de winter stilaan het Fleet Foxes-seizoen bij uitstek zijn intrede doet, waagt de band de stap naar het grote Vorst. Een maatje té groot, zo blijkt. Het bovenste balkon blijft gesloten en wie beneden staat, kan niet klagen over een gebrek aan persoonlijke ruimte. Gelukkig staat een geoliede machine op het podium. Fleet Foxes trekt al sinds begin november door Europa en is op enkele weken tijd flink gerodeerd. Of moet gezegd worden: geroutineerd? Want dit is een concert dat schippert tussen groots en saai, twee onverzoenbare uitersten.
Nochtans is er het materiaal om mee uit te blinken. Met “Mykenos” wordt vroeg op de avond een van de prijsbeesten weggegeven, en dat mag letterlijk genomen worden. Fleet Foxes weet de dunne grens met 70’s softrock niet altijd even goed liggen, met een landerig zondagmiddaggevoel tot gevolg. Iets waar wel mee te leven valt tijdens het uptempo “Battery Kinzie”, maar dat gespreid over een ganse avond net iets te veel wollen trui gezelligheid uitstraalt — zie wat dat betreft ook de campy projecties achter de band.
Pas wanneer halverwege het concert een indrukwekkend “My Protector” weerklinkt, lijkt er iets bijzonders aan de hand en openbaart Fleet Foxes zichzelf als de grootse band die het op zijn beste momenten heus kan zijn. Ook “White Winter Hymnal” en een caleidoscopisch “Lorelai” zijn van die aard dat Fleet Foxes zichzelf overtreft.
Met het door Pecknold in de bis solo gebrachte “I Let You” wordt een glimp geboden op de toekomst van Fleet Foxes, al lijkt het met het akoestisch nummer nog alle kanten uit te kunnen. Dat is zo’n beetje het gevoel dat Fleet Foxes in zijn geheel uitstraalt. Het zit bij momenten goed, zeer goed zelfs. Maar ergens knaagt het. Waar twee jaar geleden alles wat de band aanraakte in goud leek te veranderen, is de magie nu heel wat minder tastbaar en moet veel harder geknokt worden om enigszins stand te houden.