Peter Brötzmann Chicago Tentet, 21-23 april 2011, Cafe Ada (Wuppertal)

Drie dagen doorbrengen in het gezelschap van het Chicago Tentet in de thuisbasis van de meester, dat is een evenement dat moeilijk te vertalen valt in een stukje tekst. Het is immers zo’n heftige, bij de lurven grijpende sensatie en zo’n fysieke gebeurtenis, dat woorden altijd te kort schieten. We hadden een overrompeling verwacht, maar dit was zo veel meer dan dat, maximalisme zonder weerga.

Peter Brötzmann begreep al snel dat de impact van z’n heftige, haast gewelddadige muziek beter tot z’n recht zou komen als hij zich zou omringen met het juiste volk, maar zelfs binnen die imposante carrière van 45 jaar neemt zijn Chicago Tentet een bijzondere plaats in. Het bracht van meet af aan toptalenten samen van verschillende generaties en continenten die zich meteen wisten in te schakelen in dat bloedrauwe, vanuit de onderbuik opererende discours. Concerten van het Tentet zijn geen showcase voor technisch vernuft of behaagzieke vleierijen. Het zijn totaalpakketten van woeste energie, onverdunde emotie en weerbarstige creativiteit die steeds op zoek zijn naar nieuwe manieren om expressie vorm te geven. Het is een slopende inspanning die opbouw en afbraak centraal stelt.

Om de veelzijdigheid en de eindeloze mogelijkheden te benadrukken werd steeds meer gewerkt met kleinere bezettingen, iets wat tijdens deze drie dagen ook zou gebeuren. Elke avond zou ingedeeld worden als een drieluik, met eerst twee in omvang beperkte groepen (of soloperformances) en een set van het volledige ensemble als hoofdgerecht. De tweede dag werd echter afgeweken van die belofte met twee sets, waardoor de helft van het achtdelige programma verzorgd werd door de volledige band. De werkwijze heeft doorgaans wel enkele constanten: komen binnendenderen als een stel op hol geslagen buffels, met uitzinnig gebral, geschetter, gehamer en gekrijs. Vervolgens krijg je een collectieve improvisatie waarbij muzikanten naar eigen inzichten bijdragen kunnen leveren, wat kan leiden tot vlugge en meervoudige climaxen, maar net zo vaak tot meer ingetogen verkenningen en dialogen.

De power is ronduit vermorzelend. Je blijft je afvragen hoe de leider er in slaagt om op zijn zeventigste nog altijd zo koleirig te briesen. Hij blijft maar razen en blazen en schudden met die knalrode karakterkop en de enigen die hem op dat vlak weten bij te benen zijn Mats Gustafsson (zijn solo’s op de tenor- en baritonsax bewandelden geregeld de grens tussen machtsvertoon en pure moordzucht) en drummer Paal Nilssen-Love, wiens spel enkel als ontketend te beschrijven valt: een razend high energy-gerammel waarbij je zelf naar adem begint te happen. De rest van de band laat zich evenmin onbetuigd en de contrasten onderstrepen nogmaals de rijke sound: door regelmatig terug te vallen op de klarinet zorgde Vandermark voor een mooi tegengewicht en extra texturen, terwijl de complementaire trombonisten Jeb Bishop en Johannes Bauer het volumepeil al even virtuoos de hoogte in joegen.

Het grote nadeel is dat de muzikanten die het niet van volume en/of excessieve krachttoeren moeten hebben soms benadeeld zijn. Een eerder lyrische drummer als Zerang (de danser of schilder tegenover de steroïden vretende straatvechter die Nilssen-Love is) moet tijdens de climaxen soms opboksen tegen een wurgende wall of sound, en dat geldt ook voor bassist Kent Kessler, cellist Lonberg-Holm en tubaspeler Per-Åke Holmlander. Gelukkig kregen ook die muzikanten de kans om tijdens subtielere passages of binnen kleinere bezettingen hun ding te doen. Mooi om te zien trouwens hoe mooi zo’n sets kunnen evolueren, met duo’s, trio’s en kwartetten die het ene moment rustig hun gang kunnen gaan en dan weer ondersteund of uitgedaagd worden door een fractie aan de andere kant van het podium. Je komt ogen en oren tekort om alles mee te pikken.

De andere sets zorgden voor een welkome afwisseling: het Guts kwartet (Brötzmann, McPhee, Kessler en Zerang) trok meteen van leer, maar liet ook erg fijnzinnige dingen horen. Toch was het hoogtepunt daar een gevecht van de blazers, die als twee bronstige bokken in elkaars geweien verstrikt raakten. Een fascinerend schouwspel waar je je ogen niet van kan afwenden. Het trio Brötzmann, Lonberg-Holm en Nilssen-Love viel dan weer op door zijn open sound en pure communicatie. Het was ook een verademing om de cellist z’n creatieve gang te zien gaan met allerhande loops, vervormingen en ongebruikelijke speeltactieken. Nog meer dan dat kwartet en het trio waren het echter de twee solo-optredens die tekenden voor enkele hoogtepunten binnen deze in stukken gebroken marathon van zes-zeven uur.

Vandermarks set op de eerste dag blonk uit door technisch en stilistisch bereik, gaande van onwaarschijnlijk geconcentreerde circulaire ademhaling waarbij hij een waanzinnig rijke multifone klankenwereld opbouwde, tot rond terugkerende riedels opgetrokken tenorstukken en verwijzingen naar kamermuziek én de old school-blazers. Even opmerkelijk was McPhee, die enkele muzikanten wilde bedanken met z’n set. Een eerste stuk, opgedragen aan de onlangs overleden violist Billy Bang, was bloedmooi zonder ook maar eens het fluistervolume te overstijgen. Stukken voor o.a. Marshall Allen, Peter Brötzmann en Ken Vandermark (die hem midden jaren negentig een nieuwe publiek bezorgde in de Verenigde Staten) balanceerden op de rand van zijn gekende lyriek en expressievere uithalen.

“Art is an act of resistance and resistance is an act of art”, luidde het bij die McPhee. Het zijn woorden die als geen andere van toepassing zijn op de muziek van Brötzmann en zijn Tentet: ze krijgen en gunnen elkaar de verantwoordelijkheid om iets te kunnen doen en de resultaten zijn emotionele achtbaankoersen die nu eens overdonderen door hun aangehouden passie en extremisme (misschien niet zo nieuw als in 1968, maar met onverminderde vastberadenheid) en dan weer opvallen door hun verrassende wendingen, momenten waarbij je het gevoel krijgt dat die elf muzikanten plots begenadigd zijn met een paranormale gave en stukken spelen waarbij de ademhaling stokt. Zo smokkelde Vandermark in een rustige passage tijdens de laatste set een idee binnen dat bijna te simpel was om serieus te nemen. Maar het was wel het element dat leidde tot een glorieus marcherende finale die uitzinnig onthaald werd. Het zijn zo’n kenteringen, die dat-hou-je-niet-voor-mogelijk-momenten, die blijven verbluffen.

Het is de meedogenloze intensiteit, die collectieve oerschreeuw, die ervoor zorgt dat je na een concert zelf afgemat tegen de touwen wil hangen. Want net als ze weer zo’n verzengende climax opgebouwd hebben, doen ze er nog een schep bovenop. En nog een. En nog eentje – om het af te leren -, om je eraan te herinneren dat de grenzen verder liggen dan je voor mogelijk houdt, zodat die godverdomde klotebom eindelijk kan barsten: BAM!

Het Peter Brötzmann Chicago Tentet is de laatste act van de tweedaagse Jazz & Beyond Deluxe in de Vooruit, op 27 en 28 april. Meer info op de website van de Vooruit.

http://www.peterbroetzmann.com
OkkaDisk/Smalltown Superjazzz

aanraders

verwant

Ken Vandermark :: Snapshots: Complete

De coronaperiode betekende voor heel wat artiesten dat ze...

I.M. Peter Brötzmann (1941-2023)

... ik weet niet eens waar te beginnen en...

Brötzmann / Bekkas / Drake

4 november 2022Jazzfest, Berlin

M.A.N. & B.A.N. :: M.A.N. – B.A.N.

Kreeg het Summer Bummer Festival van 2019 vorig jaar...

Rodrigo Amado, Joe McPhee, Kent Kessler, Chris Corsano :: Let The Free Be Men

Met deze nieuwe release van Rodrigo Amado’s This Is...

recent

Einstürzende Neubauten :: Rampen (apm: alien pop music)

Vijftien probeersels. Vijftien live-improvisaties die in de studio opnieuw...

Masters Of The Air

Toen begin deze eeuw Band Of Brothers verscheen, sloeg...

Fontaines D.C. :: Starburster

Fontaines D.C. for the bigger and bolder: vierde album...

Manu Chao

16 april 2024Het Bau-Huis, Sint-Niklaas

Morrissey wilde op de Lokerse Feesten geen paardenworst, Manu...

Civil War

Nog voordat iemand de film gezien had, veroorzaakte Alex...

LAAT EEN REACTIE ACHTER

Schrijf uw reactie
Vul hier uw naam in