Tijd om na vijfentwintig jaar Golden Age Of Television te evalueren: blijven al die bejubelde series ook jaren na datum nog overeind? We haalden een familieverpakking chips in huis, hingen het bordje ‘niet storen’ aan de deur, en gingen voor een REWATCH van Battlestar Galactica (2004-2009). En: spoilers dus, nu moet u niet meer komen zeuren.
“Hoe meet je verlies?”, steekt een aanklager diep in de vier seizoenen van Battlestar Galactica een requisitoir van wal. En ze concludeert: “We meten het doorgaans aan onze doden. Maar als het er zoveel zijn als wij hebben geteld, konden we niet anders dan het omdraaien. We tellen wie nog leeft.” En dus opent de serie met het cijfer ‘47,973’. Het is een getal dat aflevering na aflevering wat naar boven gaat, wat naar beneden: zoveel mensen zijn er nog over nadat de twaalf planeten – kolonies – waar ze woonden naar de verdoemenis werden gebombardeerd. Zoveel mensen leven nog. En ze zijn bang. Radeloos. Weten niet wat er moet gebeuren. Hun leiders evenmin.
De mensheid is op de vlucht, opgejaagd. De boosdoeners? Cylons, robots die ooit voor ’s mans gemak werden uitgevonden, maar zich na jaren misbruik tegen hun makers keerden. Een eerste bloederige oorlog werd uitgevochten, en eindigde in een wapenstilstand. Aan het begin van de miniserie die deze reboot op gang trapt, wordt die brutaal van tafel geveegd, en begint een verhaal dat voor televisie ongekend metafysische dieptes zal verkennen.
Geërfd universum
Een reboot dus, want dit verhaal was al eens verteld, eind jaren zeventig. De eerste Star Wars-film was een succes geweest, iedereen ging aan de sciencefiction, en bijgevolg was er plots Battlestar Galactica, een space opera waarin een restant mensheid op zoek was naar een nieuw thuisoord na een aanval van moorddadige robots, enkel beschermd door het ruimteslagschip Galactica van commander William ‘Bill’ Adama en zijn heldhaftige gevechtspiloten, waaronder zoon Lee ‘Apollo’ Adama.
Showrunner Ronald D. Moore erfde een universum, en hij gebruikte het. Wie de oorspronkelijke serie even gaat verkennen, herkent zo de blauwdruk waarover hij calqueerde. Van in het begin van deze herwerking hangt net als over die oude versie de schaduw van Zach Adama, die andere zoon, die gestorven is. Er is het pyramid kaartspel dat door Moore vertaald wordt naar een soort American Footbal, de codenamen van de piloten, het alomtegenwoordige ‘frak’ als vloekwoord om alle censuur te omzeilen, het “amen” van dat “So say we all.” Dat alle communicatie in het schip gebeurt via klassieke telefoons is alleen al een mooi eerbetoon.
Moore moest niet van nul beginnen, maar hij wist waar hij moest ingrijpen. Dat hij van de gokkende womanizer Starbuck, sidekick van hoofdrol Apollo, een vrouw maakte, was een goeie bijsturing van het origineel dat seventiesseksisme net iets te enthousiast uitdroeg. Van lege personages als Boomer of Colonel Tigh – de trouwe rechterhand van Adama – maakte hij interessante figuren die een hele evolutie doormaken. Nieuw is ook de rol van het dekpersoneel dat, ver weg van de grote politieke en militaire besognes, de boel draaiende houdt. Het geeft Moore kans om onderwerpen als klasse aan te snijden en een goeie oude staking in zijn plot te schrijven.
Het is dan ook geen wonder dat het voor sommige acteurs iconische rollen zouden worden. Edward James Olmos had er al een bewonderenswaardige carrière opzitten met onder andere Blade Runner en Miami Vice op het conto, maar het was pas toen zijn oude paddenkop William Adama gestalte gaf dat hij de rol vond die hem onsterfelijk zal maken. Hetzelfde gold voor Katee Sackhoff, die in de briljante, maar getroebleerde piloot Starbuck de rol van haar leven vond. Het is haar performance die het kloppende hart van de serie vormt. Elke scène met haar bruist van speelsheid, maar ook van de wanhoop en de pijn die haar personage in zich draagt. Sackhoff weet zowel de breekbaarheid als de taaiheid ontroerend mooi vorm te geven, trauma dat zichzelf een schalks gezicht aanmeet. Het contrast is groot met de stijl van de Britse James Callis, die als de narcistische Gaius Baltar – een slechterik die in Moores vertelling minstens even kruiperig is als zijn origineel, maar wel een pak complexer – smakelijk Shakespeariaans loos mag gaan.
Ook visueel werd zorg besteed aan deze versie van Battlestar Galactica. Waar het origineel nu hopeloos verouderd lijkt, kan de 2004-versie nog altijd mee met vandaag. Zeker het ontwerp van all things Cylon, van raiders tot base stars, is sterk, met zijn donkere afgeronde look, dat omineus scannende rode licht. Er is een aflevering, Resurrection Ship Part 2, waarin de verfilming van een ruimtegevecht pure poëzie wordt. En ook de klankband is iconisch. Het gierende geluid van de Cylon-jachtvliegtuigen krijg je nooit meer uit je hoofd, de bonkende stappen van de Cylons, of het geluid waarmee de metalen deuren sluiten, zijn al even herkenbaar.
Ideeënserie
En verder was Battlestar Galactica véél. Soms leek het alsof Moore losweg alles in één groot verhaal wilde proppen. Het was space opera, maar ook politiek drama. Het was etherisch-filosofisch én brutaal militaristisch. Moore begon zijn reboot te schrijven in ongekend volatiele tijden, en dat sloop zijn verhaal meer en meer binnen. Laat ons er geen doekjes om winden: als deze versie één ding was, dan wel een metafoor om het over de Verenigde Staten na 9/11 te hebben. Een land in trauma keek naar een volk in trauma en herkende zichzelf.
Zoals je ideeënromans hebt, is dit een ideeënserie. Dit ging over de vraag wat primeert als een volk onder druk staat. Hou je je politieke mores in ere, of geef je het stuur in handen van het militair apparaat in ruil voor bescherming? Natuurlijk ging dit dus over de Verenigde Staten, en het spoor dat die grootmacht op dat moment al op aarde had achtergelaten.
“Sooner or later, the day comes when you can’t hide from the things you’ve done” zegt Leoben, de eerste cylon die menselijke trekken heeft gekregen, en onwillekeurig moet je denken aan die routine van Bill Hicks over het Irak van Saddam Hoessein. “You know we armed Iraq. (…) During the Persian Gulf war those intelligence reports would come out: ‘Iraq: incredible weapons – incredible weapons.’ How do you know that? ‘Uh, well … we looked at the receipts.'” Moore keek de erfenis van een halve eeuw Pax Americana in de ogen, en wat hij zag was niet mooi. En sciencefiction was dan misschien wel de beste manier om te zorgen dat zijn landgenoten luisterden naar wat hij wilde zeggen.
Het meest extreme dreef hij dat door aan het begin van het derde seizoen. Aan het einde van het vorige heeft de mensheid een bewoonbare planeet gevonden, en vestigt het zich op dat ‘New Caprica’. We zien piloten huisje tuintje spelen, vechtersjassen brave vaders worden. Waarna de Cylons de boel overnemen en een bewind onder leiding van marionettenpresident Baltar installeren. De opstand die Moore vervolgens vormgeeft, is de bezetting van Irak anno 2005 – Abu Ghraib incluis – honderdtachtig graden gedraaid, en opnieuw in het gezicht van de Amerikanen gesmeten: ‘daarom grijpt een mens naar het wapen van de zelfmoordaanslag’ Het was gedurfd.
Het tekent voor een reeks waarin morele ambiguïteit altijd het hoge woord voert. Niemand heeft het grote gelijk aan zijn kant en zelfs een president of een admiraal laten zich verleiden tot ongeoorloofde middelen als ze geloven dat ze dat wel hebben. En misschien is het wel begrijpelijk, als je in acht neemt dat ook zij mensen zijn en zich moeten staande houden onder onmogelijke omstandigheden. Drie afleveringen ver is al een gevangenenopstand beëindigd, de legitimiteit van de president in vraag gesteld en komen er verkiezingen. Battlestar Galactica ging hàrd.
Het interessantste is dat Moore in één beweging ook de menselijke Cylons emoties heeft gegeven. Hij kon er kille, berekende moordenaars van maken, maar dat gaat maar voor enkelen van hen op. Net zo goed zijn ze onzekere, fragiele wezens die hun rol in het geheel in vraag gaan stellen, en op bepaalde momenten hun eigen keuzes gaan maken. Het lijkt bijna alsof de showrunner daarmee wil zeggen: niet vel en been, maar dàt maakt hen menselijk.
Cliffhangers van jewelste
Klinkt dat allemaal politiek? Intellectueel? Elke keer als Battlestar Galactica dreigde te kapseizen onder zijn eigen zwaarte was er gelukkig die andere kant. Een welgemikt ruimtegevecht kon op elk moment peper in de reet steken, sommige plotlijnen waren ronduit spannend. Al halverwege het eerste seizoen wordt een Cylonbasis aangevallen op een alles-of-niets-manier die de adem doet inhouden. Wanneer de crew op moederplaneet Kobol landt, krijgen we een paar afleveringen lang een Vietnamfilm te zien. En als halverwege het tweede seizoen een fascistisch geleide Battlestar wordt teruggevonden, krijgen we een cliffhanger van jewelste. Want ook daarin was deze serie uitmuntend. Meermaals word je op het einde van een aflevering op het puntje van je stoel achtergelaten. Bij seizoeneindes gaat dat maal twee.
Toch weegt in het laatste, vierde, seizoen ook zoveel jaar later nog altijd dat etherisch kantje te veel door. Religie was – ook overgenomen van het origineel – van in het begin een van de vele onderstromen die de verhalen dreef, nu komt dat nadrukkelijker op het voorplan. Het profetische “all of this has happened before. And all of it will happen again” heeft dan al al drie seizoenen weerklonken, en wanneer alle plotlijnen samenvallen in een operagebouw dat eigenlijk een mentale constructie is, wordt het wel heel zweverig. Het ideale kind dat de bloedlijnen van menselijke Cylons en mensen zal vermengen, wordt geboren.
Maar ook daar kiest Moore niet altijd het gemakkelijke pad. In een nevenplot wordt een aflevering lang het abortusvraagstuk aangesneden en ambivalent opgelost. De bitsigheid waarmee president Roslin haar tegenstanders het Bijbelse “You’ve had your pound of flesh” toebijt is beklijvend. Een grijns kun je dan weer niet onderdrukken wanneer Baltar zich iets met iets te veel plezier realiseert “I am … an instrument of God!”
En toch klopte het. We waren ondertussen 2009, maar je besefte dat Moore heel dat gedoe al in 2003 helemaal had uitgetekend. De essentie zat zelfs al in die eerste anderhalf uur, die miniserie, wanneer Adama zich afvraagt: “We hebben de Cylons bevochten, maar we hebben ons nooit de vraag gesteld waarom. Waarom zijn wij mensen de moeite om gered te worden?” Over meer ging het niet dan die vraag. “Wat maakt ons menselijk?” En misschien ook een beetje over hoe technologie misschien ook niet alles is. “If there’s one thing that we should have learned is that our brains have always outraced our hearts, our science charges ahead, our souls lag behind”, gaat het ergens richting het einde en je denkt vandaag: “AI, iemand?”
Staat Battlestar Galactica – we voegen even dat (2004-2009) tussen haakjes toe – er nog? Geen twijfel. In deze tijden is het zelfs misschien relevanter dan ooit.
Beste serie die ik ooit heb gezien. De religie is zeker niet té zweverig. Het past helemaal in het vooraf bedachte verhaal en hoe zich dat allemaal uitvouwt in de laatste afleveringen. Enige kritiek die ik kan hebben is dat enkele afleveringen nogal saai zijn waardoor ik in seizoen 2 even wat oponthoud ervoer. Maar dat herpakt zich ruimschoots.