“Dienstmededeling: het is langzamerhand gedaan met postpunk.” Zo stond het letterlijk in ons verslag van Left Of The Dial editie 2023, nochtans een festival waar het genre groot – nu ja – geworden is. Een klein jaar later blijkt dat we nog niet meteen een carrièreswitch richting waarzeggerij moeten overwegen.
Midden september kwam het alomtegenwoordige Deadletter immers eindelijk met een volwaardig eerste album, en op precies dezelfde dag hielden ook de Ieren van Gurriers debuut Come And See boven de doopvont. Muzikaal liggen ze misschien niet bijzonder dicht bij elkaar, maar beide bands bouwen al een paar jaar aan een ijzersterke livereputatie, met in het zweet badende shows, schorgeschreeuwde kelen en moshpits waaraan niet te ontsnappen valt. Een gezellig uitverkochte AB Club behoort dus te weten hoe zich te gedragen, maar hé, het is maandagavond, er moet hier en daar nog een kleine verkiezingskater uitgezweet, en dus vloekt de gezapige vibe van het publiek flink met de snerpende sirenegitaar die opener “Nausea” op gang trekt. Frontman Dan Hoff, vinnig en opruiend, spuwt zijn teksten de zaal in met een nijdigheid die hij onbeschaamd van Grian Chatten heeft afgekeken, terwijl de rest van de groep een verpletterend muurtje van geluid metselt.
De eerste échte moshpit laat op zich wachten, en dat zint gitarist Mark MacCormack niet: het verbeten om zich heen trappende “Close Call” is nog maar half ingezet, of hij staat al tussen het volk om de boel eindelijk in beweging te krijgen – Gurriers is geen band van subtiel hoofdknikken, hier moet en zal gedanst worden, het liefst met de vuist in de lucht. Hoff heeft namelijk ook het één en ander te melden (dat hoort zo, als je uit Dublin komt): in “Des Goblin” maakt hij zich op meesterlijke wijze kwaad op influencers, en bij uitbreiding iedereen die wegkijkt van wat er misloopt in de wereld – “when the world is burning / make sure to watch your tan line”, of nog: “at least we’ll look cute when we’re lost to nothing but time and space” – maar dan met een vettige, rollende groove eronder die zelfs de meest verstokte punkers richting dansvloer lokt.
Het is dan ook jammer dat zwakkere songs als “No More Photos” of “Boy” vanavond vooral veel power en weinig inhoud blijken te hebben, lawaai om het lawaai zijn: deze band kan beter. Dat bewijst verrassend genoeg vooral de adempauze die “Prayers” is, rustiger, maar daarom niet minder intens dan wat eraan voorafging. Gurriers brengt het trager dan op plaat, ingehouden, en de spanning is haast even voelbaar als die ene zweetdruppel die na het dansen nog langs je ruggengraat glijdt. De ontlading is echter niet voor meteen, eerst is er nog de galmende “Interlude” waaruit enkel en alleen het heerlijke gitaartje van “Top Of The Bill” kan volgen, een song waarin de band vakkundig met de handrem op speelt, tot Hoff alsnog mag losbreken met dat “dance dance / why does it matter”, een verlossende oerschreeuw, en een teken dat er genoeg uitgerust is: er mag weer gemosht worden.
Gurriers heeft immers nog het ultieme powerduo “Sign Of The Times”/“Approachable” op zak, en de Club verandert dankzij bassist Charlie McCarthy, die ondanks een uitgetrokken gitaarkabel enthousiast het publiek blijft induiken, maar net zo goed duelleert met MacCormack of de boxen beklimt, dan toch nog in de knettergekke draaikolk die we de band op Loose Ends en Best Kept Secret ook al zagen veroorzaken. “Come And See” verzoent helemaal aan het eind de brute en meer shoegazey kant van de band, misschien iets te veel een nagedachte na het geweld van wat voorafging, maar tegelijk het bewijs dat deze band veel meer is dan platjes beuken en schreeuwen.
Meer is er niet vanavond, met maar één plaat om op terug te vallen, maar de belofte van Gurriers is groot. Als dit de laatste stuiptrekking van de postpunk blijkt te zijn, laat ze dan nog maar lang duren.