Zelfs wie nooit een regel van Tolstoj gelezen heeft, kent er vast toch eentje: alle gelukkige gezinnen zijn hetzelfde, elk ongelukkig gezin is op zijn eigen manier ongelukkig. Sylvie Roge voegt een vertelling toe aan de stroom verhalen die vanuit die stelling vertrekken.
Het verhaal waar de scenariste – een nobele onbekende in de stripwereld – mee aanklopte bij voormalig Niklos Coda-tekenaar Olivier Grenson is er eentje waarin zusterliefde, jeugdtrauma’s en de frustraties van het volwassen leven elkaar ontmoeten. Het klinkt melodramatisch, en bij momenten is het dat ook, maar Vermoorde onschuld, het resultaat van de samenwerking, is een meeslepende turf die je niet onberoerd laat.
Het begint allemaal zo eenvoudig en schijnbaar gelukkig. Fanny, een jonge vrouw met een aardige flat in Parijs en een arts als haar wederhelft, bereidt zich voor op kerstavond. Manlief draait een shift in het ziekenhuis, maar tweelingzus Tania en hun moeder worden aan de feestdis verwacht.
Enkele uren later wacht Thibault, Fannys partner, een koude douche. Zijn vriendin is opgepakt op verdenking van moord. Wie of wat ze omgebracht zou hebben – laat staan waarom – komen we slechts mondjesmaat te weten, wanneer Fanny in gesprek gaat met haar advocaat.
Met die techniek construeert Roge een verhaal dat terugvoert naar de kindertijd van de tweeling. De meisjes groeien op bij hun moeder, een schijnbaar harteloze vrouw wier opvoedingstechnieken niet door liefde ingegeven zijn. Gelukkig is er haar broer, oom Louis, en zijn vrouw Pauli, waardoor de kinderen niet verstoken blijven van het concept eindeloze, gelukzalige zomers – die hoeksteen waarmee een kindertijd gemaakt of gekraakt kan worden.
Je voelt gaandeweg dat een en ander niet bepaald in de haak is, maar Roge gunt je slechts mondjesmaat een blik op waar het ongeluk in de familie zo groot werd dat het tot een drama leidde. Zoek daarbij trouwens vooral de originele titel van het boek niet op, die is immers minder terughoudend als het aankomt op het prijsgeven van de clou van het verhaal.