7 juli 2019
José James is een groot zanger en muzikant, maar toch hadden we onze reserves bij Lean on Me, een album vol Bill Withers-covers. Want Bill Withers, daar blijf je met je pollen vanaf. Dachten we.
Het was dus met een gezonde dosis scepsis en een afwachtende houding dat we naar Gent Jazz trokken. Maar ach, na amper 2 songs had de charmante Amerikaan ons al over de streep getrokken, mede geholpen door die fantastische groep muzikanten rondom hem. Vooral gitarist Marcus Marchado deed ons meermaals de ogen opentrekken: een hele grote in wording, alleen nog die Hendrixiaanse neigingen wat onderdrukken.
Op plaat blijft José James heel erg trouw aan de originele versies, en ook live was dat voor een deel zo, maar dan toch weer niet. Hoe hij dat deed? Vakmanschap, en liefde voor de muziek en de songs van de grootmeester. Identieke imitaties moest je dus niet verwachtenn want het grote verschil tussen beide heren is hun stemtimbre: Bill Withers heeft een scherpere toon, terwijl José James zalvender, warmer en zoetgevooisder is, zonder al te zeemzoetiger over te komen. José James straalde het hele optreden lang een funky zang- en speelplezier uit, het was duidelijk dat hij deze Withers-songs volledig naar zijn hand gezet heeft.
Dat vakmanschap zorgde er ook voor dat je James niet moet vertellen hoe hij een publiek kan boeien, en dus begonnen we met een klassieker van jewelste: “Ain’t No Sunshine”. Om dan direct alle funky registers open te trekken met een langgerekte versie van “Who is He?”, waarin we voor het eerst gitarist Marchado én zijn wahwahpedaal aan het werk zagen. Ook “Use Me Up” werkte serieus op de heupen, een strijkplank die daarop nog kon stilstaan.
Het hele optreden lang werd onze aandacht telkens getrokken door Marchado, telkens hij begon te soleren ging het dak van de tent af, al had hij wat ons betreft zijn tanden niet in zijn snaren hoeven te zetten. Het was dus niet al funk en soul wat we hoorden, met een gebalde en superkorte “Fire” werd Jimi Hendrix ook nog geëerd, José James’ versie rook naar in brand gevlogen rock en smeulde nog even na.
Er werd gelukkig al eens wat gas teruggenomen, met beklijvende versies van “Kissing My Love” en “The Same Love that made me laugh”, waarin James al zijn vocale registers opentrok en de hele tent kippenvel bezorgde. En toen moest “Park Bench People” nog komen. Daarin trok hij van leer tegen zijn president (“As an American, I can say “Fuck Donald Trump””), met ratelende raps, zo snel en zo overdonderend als een aanstormende TGV (“There’s a park bench, That’s painted black and white, And when you sleep there, It won’t get wet when you wake up, Because the trees are withered, And so you dry in the sunlight”). Dit onverwachte betoog, met nog een stuk Gil Scott-Heron (“Save you soul, Lord knows, From Winter in America”) erdoor heen geweven kwam aan. Mokerslag. Knock-out op een zondag in Gent.
Het einde kwam een beetje abrupte en geforceerd aan, want afsluiten met “Just the 2 of us” en “Lovely day” was een stijlbreuk, maar toch slikte het publiek het. José James: het was meer dan lovely, het was funk, soul, blues en rock van de hoogste plank.
Op de “Gardenstage” werden we vandaag vergast op enkele straffe lokale talenten, die hopelijk in de toekomst nog veel potten gaan breken. Eerst was het de beurt aan UMM, een kwintet met 3 straffe madammen, de harmonieën van Lise Daelemans, Roos Denayer en Hanne Vandekerckhove maakten indruk. Hun 3 stemmen gaan goed samen, ze klinken lieflijk en licht melancholisch, zonder echt te naïef of te lieftallig te zijn. Ideale muziek voor een zomerse namiddag in het park. Ze hebben ook net een album uit die de The Good Side heet. Checken die handel, want deze zomerse klanken willen we nog wel even laten nazinderen.
Bij RAMAN gaat het er iets minder lieftallig aan toe, maar toch is Simon Raman uw aandacht meer dan waard. Samen met bassist Jasper Peeten en drummer Bernd Coene mepte hij u wakker met zijn soms rauwe, soms zalvende blues met een serieuze infusie pop en rock. Zijn stem en songs hebben wat weg van Jeff Buckley, met die traag/snel/traag-songopbouw, maar ook Chris Whitley, waarvan hij een zeer verdienstelijke versie van “Big Sky Country” bracht, ligt hem wel. En ook Simon had heugelijk nieuws voor ons: in november komt er een album aan, mét cd voorstelling in de Minard. Checken die agenda’s!
Deze frisse zondag werd afgesloten met Gregory Porter, en te voelen aan het geroezemoes en het zenuwachtig gefriemel van het publiek was het duidelijk: zij waren gekomen voor zijn zachte jazzy klanken en indrukwekkende bariton, en voor niemand anders.
Porters vorige passage dateert al van 2015, en dat zindert tot vandaag nog na. De man met de herkenbare muts op het hoofd heeft ondertussen niet stilgezeten, hij bracht in 2017 nog een ode uit aan Nat King Cole, maar zijn passage op Gent Jazz stond grotendeels in het teken van eigen werk. Sterke band alweer, vooral pianist Chip Crawford en bassist Jahmal Nichols kregen gedurende het anderhalf durend concert meerdere open doekjes. Al haalde dat ook regelmatig de vaart uit het optreden.
Nu ja, vaart? Porter heeft een geweldig aangename stem, maar die past eigenlijk meer bij een knisperend houtvuur, dan bij een ondergaande zomerzon. Zijn manier van zingen is lijzig en traag, zijn jazzy frasering mooi, maar niet opwindend, en het best te degusteren bij een goed glas wijn. Bedaard en constant, de Amerikaan straalt rust en degelijkheid uit, en zijn stem is daar een perfecte weerspiegeling van.
Een set met eigen werk dus. “Holding On” kwam al vroeg aan bod, en ook “On my Way to Harlem” werd op goedkeurend applaus onthaald. Gregory Porter had van de organisatoren anderhalf de tijd gekregen om de mensen te bekoren, en hij nam die ook. Maar sommige nummers sleepten zolang aan, dat je ondertussen naar het toilet kon gaan, iets te eten en te drinken kon halen, om dan vast te stellen dat je niets wezenlijks gemist had. Porter gaf zijn muzikanten heel veel de vrije hand, wat uitmondde in minutenlang uitmuntend spel, maar met een spanningsboog die ver te zoeken was. Al was “Water Under Bridges”, dat hij enkel met pianist Chip Crawford bracht, dan wel weer dik de moeite.
Je bandleden ruimte geven getuigt van generositeit, maar als de bassist Stevie Wonder, Deep Purple en reggae in zijn solo gooit, fronsen wij eerlijk gezegd de wenkbrauwen. Was het een toegeving naar het publiek? Wilde Porter het niet te moeilijk maken voor hen? Dat publiek at trouwens uit zijn hand, en ook Porter zelf amuseerde zich opperbest en dolde regelmatig met zijn muzikanten. Maar de nummers, die sleepten en sleepten zich maar voort.
Na ongeveer een uur kwam er dan toch nog swung en swing in de set met “Don’t lose your Steam” en ook “Liquid Spirit”. Krachtige nummers, maar toch niet genoeg om ons over te streep te trekken.
(foto’s 7 juli: Geert Vandepoele)