Matsuo Bashō :: Verzamelde haiku’s

Matsuo Bashō geldt met recht en rede als de grootmeester van de haiku. In 'Verzamelde haiku's' voorziet Jos Vos alle 945 van de nodige duiding en een uitstekende vertaling die naast het origineel gelezen kan worden.

De haiku is een Japanse dichtvorm die opgebouwd is uit drie regels waarvan de eerste regel vijf, de tweede regel zeven en de derde regel weer vijf lettergrepen telt. In België werd de haiku vooral bekend door enerzijds de inzet van Bart Mesotten (1923-2012) en anderzijds voormalig premier en eerste voorzitter van de Europese Raad, Herman Van Rompuy. De literaire kwaliteiten van die laatste werden meermaals in vraag gesteld, al kon niet beweerd worden dat hij zich niet aan de regels van de kunst hield.

Nochtans wijzen een aantal voorstanders van de haiku er net op dat het strikt volgen van de regels minder belangrijk is dan de geest ervan te vangen. De haiku ontstond namelijk uit een andere vorm, “renku (haikai no renga)”, die zelf weer voortvloeide uit “ushin renga”. Die dichtvorm bestond uit een hokku, de eerste dichtregels, waarop andere dichters dan via een vastgelegd stramien verder schreven. In de 17e eeuw begonnen die hokku steeds meer op zichzelf te staan. Eind 19e eeuw herdoopte Masaoka Shiki (1867-1902) ze dan ook tot haiku, waarna alle hokku die op zichzelf staan retrospectief ook als haiku beschouwd worden. Om die reden worden ook de hokku van Matsuo Bashō (1644-1694) als dusdanig bestempeld.

Bashō werd geboren in Ueno (Mie prefectuur) als zoon van een boer die zowel land bezat als enige samoerairechten; zijn familie stamde af van zowel samoerai als ninja’s en Bashō studeerde ninjutsu. Als late tiener werkte hij als bediende voor Tōdō Yoshitada, na diens dood in 1666 gaf Bashō de kans op om de samoeraistatus te verwerven. Welke jobs hij hierna opnam, is onduidelijk, maar in 1674 werd hij door de poëzie- en literaire kring van Nihonbashi (Tokio) onthaald als een beloftevol talent, waarna zijn ster verder rees. In 1680 had hij reeds twintig discipelen onder zich, al besloot hij zich rond die periode ook terug te trekken uit het publieke leven. In 1684 ondernam hij de eerste van zijn vier grote reizen, waarover hij zou verhalen in zijn reisessays.

De reden dat Bashō op zoveel toeval kon rekenen, was uiteraard in de eerste plaats te danken aan zijn talent, maar ook aan het feit dat hij zijn klassiekers uit de Japanse literatuur kende en dat hij in een tijdperk leefde waarin literatuur en poëzie niet langer louter het terrein van de (hof)adel en samoeraikaste was. Een breder publiek van opgeleide stedelingen en rijke boeren was vertrouwd met de Japanse literaire traditie, vaak mede dankzij de nodige commentaren om de oude denkwijzes en gewoontes te duiden waardoor Bashō hier zowel een hommage als een parodie op kon brengen naargelang zijn stemming en intentie (en vaak genoeg mengde hij beide).

De moderne, Westerse, lezer ontbreekt het uiteraard aan veel van die achtergrondinformatie, waardoor een appreciatie van Bashō’s haiku’s in de eerste plaats een esthetische appreciatie zal zijn, die bovendien nog gekleurd wordt door het feit dat vertalingen sowieso bepaalde woordspelingen uit het origineel niet zomaar kunnen overnemen. Op dat punt kan, net als in zijn andere vertaalwerk, niet voorbij gegaan worden aan de inspanningen die vertaler Jos Vos levert om niet alleen de haiku’s zelf zoveel mogelijk tot hun recht te brengen, maar ze daarnaast ook van de nodige achtergrondinformatie te voorzien om de lezer maximaal deelachtig te maken aan de beleving en hoe Bashō’s toenmalige lezerspubliek zijn haiku’s ook las en begreep.

Dat de haiku’s niet alleen in het originele Japans, maar ook in romaji (Japans geschreven in het Latijnse alfabet) gebracht worden, naast hun vertaling, vormt een belangrijke meerwaarde, net zoals het feit dat Vos meegeeft hoe romaji gelezen moet worden. Daardoor kan ook de lezer die niet of weinig vertrouwd is met het Japanse karakter alvast proeven van hoe de haiku’s klinken in hun originele taal en tezelfdertijd hun betekenis begrijpen.

Tussen 1663 en 1693 schreef Bashō niet minder dan 945 haiku’s, waarvan de meeste ook gedateerd zijn. Daardoor kan ook een evolutie in zijn schrijven ontwaard worden, iets waar Vos in zijn uitstekende inleiding uiteraard ook op ingaat. De meeste lezers zullen hier echter grotendeels aan voorbij gaan, temeer daar net als bij andere gedichten het inlassen van pauzes en het laten inwerken van een enkele haiku aangewezen is om ze op zichzelf tot hun recht te laten komen. Bashō’s haiku’s behoren tot het literaire werelderfgoed, met Verzamelde haiku’s heeft Jos Vos deze ontsloten voor een Nederlandstalig publiek op een manier die toonaangevend mag gelden voor hoe elk gedicht (en bij uitbreiding elk werk) behoort gebracht te worden voor een publiek dat de originele taal niet machtig is.

8
Athenaeum | Polak & Van Gennep
Hokusai

recent

All Shall Be Well (Cong jin Yihou)

All Shall Be Well is een fijngevoelige meditatie over...

Imaginary Family :: ‘Wachten tot mijn zeventigste om terug te keren leek me toch wat overdreven’

Als een druppel dauw aan een ochtendlijke bloem loste...

A Man on the Inside – Seizoen 1

Het zijn gouden tijden voor series met oudjes. En...

The Silent Hour

Het werk van de Amerikaanse regisseur Brad Anderson valt...

aanraders

Barbara Kingsolver :: Demon Copperhead

Barbara wie? Barbara Kingsolver! Hoewel al jarenlang een vooraanstaand...

Richard Powers :: Vrij spel

Allicht kent onze tijd geen grotere uitdaging dan artificiële...

Stefan Hertmans :: Dius

Wat nog te schrijven na Oorlog en terpentijn, De...

Rob van Essen :: Ik kom hier nog op terug

Met een verhaal over een tijdmachine de Libris Literatuur...

Daniel Kehlmann :: Lichtspel

Hij geldt als een van de meest vooraanstaande cineasten...

verwant

LAAT EEN REACTIE ACHTER

Schrijf uw reactie
Vul hier uw naam in