Hij geldt als een van de meest vooraanstaande cineasten uit het interbellum, en toch doet de naam G.W. Pabst enkel onder ingewijden een bel rinkelen. Daar wilde Duits publiekslieveling Daniel Kehlmann, bekend van onder andere Het meten van de wereld en Tijl, absoluut verandering in brengen. Lichtspel is als biografie echter geschoeid op 21ste-eeuwse leest. Aan de hand van sterk uiteenlopende perspectieven leert de lezer de filmmaker min of meer kennen, hoewel de grens tussen feit en fictie wel eens wordt opgezocht. Het maakt dit boek tot een brok literatuur waar de lezer aan sneltreinvaart doorheen raast – haast als in een razend spannende film, jazeker!
Voor stilistische virtuositeit of psychologische diepgang zijn er betere keuzes dan een boek van Kehlmann. De auteur is minder geïnteresseerd in de klassieke Bildung van personage, en meer in het verkennen van de mogelijkheden van literatuur. Zo lijkt Lichtspel vormtechnisch in zekere zin geënt op de principes van de stille film, zoals G.W. Pabst er enkele onvergetelijke heeft ingeblikt. Verteld vanuit sterk uiteenlopende invalshoeken, alsof louter zijn entourage de onaanraakbare mythe die de regisseur geworden is zou moeten kunnen construeren, creëert Kehlmann een lichtvoetige cadans waarop zijn biografische roman voort dendert.
Inderdaad is de vraag anno 2024: wat dreef de hypergetalenteerde cineast om, weliswaar na een debacle in Hollywood, terug te keren naar de nazi’s? Bronnen vermelden dat hij naar aanleiding van zijn zieke moeder opnieuw zijn heimat aandeed, maar als hij slechts een kort bezoek voor ogen had, waarom nam hij dan vrouw en kind mee? Waarschijnlijker is dat de filmmaker terug voet aan de grond wilde krijgen in zijn thuishaven, alwaar anderen hem zouden gegarandeerd hebben dat de nazi’s hem niet tot hun ideologische lijn zouden dwingen, alsof het genie artistiek gevrijwaard kon blijven van hun compromitterende ideeën. Niets blijkt gaandeweg minder waar, maar wanneer beseft G.W. Pabst dat? Als het te laat is – voor zover hij zijn morele bankroet ooit zelf onder ogen ziet.
De blinde vlekken in de biografie van G.W. Pabst gaat Kehlmann niet uit de weg, maar slim gezien is dat hij dankzij andermans ogen vrijuit kan speculeren over eventuele motieven. Zo blijft het centrale personage de lezer in zekere zin door de vingers glippen, en misschien hoort het ook zo in een roman die zich in woelige tijden afspeelt, waarvan veel archiefmateriaal de tand des tijds niet heeft doorstaan. Daarnaast laat dit gegoochel met standpunten en verteltechnieken toe dat Lichtspel over veel meer gaat dan alleen een regisseur in moreel dubieuze wateren. Kehlmann schrijft, vanuit een grotesk register dat kwajongensachtig aandoet, ook over de oorlog en de nazi’s als dusdanig, waarbij zijn schalkse idioom verfrissend werkt.
Dialogen tussen individuen die tegen hun zin mee heulen met de autoriteiten worden best grappig, wanneer beide partijen voorzichtig zoeken naar een manier om uit te drukken wat ze allebei niet mogen benoemen. Ook elders brengt Kehlmann de zogenaamde efficiëntie en alomvattende dominantie van het nazistische apparaat met stoutmoedige branie in beeld. Van de onhebbelijkheden van Leni Riefenstahl tot de stuurse onverzettelijkheid van Joseph Goebbels: in dit boek ontlokt het de lezer een grimas, terwijl Kehlmann de tragiek en de verschrikking van de historische feiten wel degelijk recht doet.
Een dankbaar motief waaraan de lezer finaal verknocht geraakt, is de film die G.W. Pabst in volle oorlogstijd in Praag draaide, maar waarvan nooit een spoor is teruggevonden. Bestaan die filmrollen nog? Kehlmann hangt aan dat enigma zijn roman structureel op, met de behendigheid van een volleerd vakman. Dat de schrijver ondertussen een brede fanbasis heeft opgebouwd, hoeft niet te verbazen, want zoals gezegd maakt hij de akte van het lezen tot spel, waarbij de lezer het structurele lappendeken langzamerhand in de plooi ziet vallen. Het levert geen magistrale lectuur op, daarvoor zijn de personages te weinig uitgewerkt.
Daarnaast zal niemand het boek dichtklappen met het gevoel G.W. Pabst door en door te kennen. Net daarin schuilt echter wat Kehlmann heeft betracht: onderhoudende literatuur bij elkaar pennen die vooral uitnodigt om in het oeuvre van deze quasi vergeten cineast te duiken. Lichtspel als opstapje naar de nalatenschap van een groot kunstenaar: is dat geen passender eerbetoon dan een zoveelste biografie?